» Religie » 75 jaar "het Gele Kerkje" 1928-2003 » Pagina 37-39
De Commissie van Beheer heeft in een vergadering ten huize van H. Pijpker op 28 april 1937 de gastheer benoemd tot hun nieuwe penningmeester.
Bijna een half jaar later wordt men verrast met een blijde mededeling,
hoewel de aanleiding ertoe droevig is. Secretaris Joost Dekker deelt mee
dat er een ingekomen schrijven is ontvangen van Mr. G. Ruys, de notaris in
Amsterdam, "inhoudende mededeling dat onze gemeente mede-erfgename is
geworden in de nalatenschap van wijlen de heer Th. J. van Garsten, overleden te Amsterdam."
Van deze erfenis wordt met dankbaarheid en blijdschap kennisgenomen. Als
vervolg op deze brief schrijft ds. G.W. van Deth van het Deputaat der
Crisiskerken een verzoek naar Andijk hem een overzicht te sturen van de
plaatselijke financiële toestand. Dit overzicht wordt opgemaakt en de totale schulden bedragen ƒ 14.3305,-.
Bezittingen zijn er niet.
De Commissie verzoekt ds. Van Deth als voorzitter om voorlopig de
uitkering uit het Crisisfonds aan de gemeente gewoon door te laten gaan en
wanneer het exacte bedrag van de erflating bekend is, zo mogelijk de af te
lossen schulden te korten op het maandelijkse bedrag dat Andijk als crisiskerk ontvangt.
Dit verhaal werpt een ander licht op de overlevering als zou de bouw van
de kerk in 1928 geheel betaald zijn door een vrijgevige Amsterdamse
politiecommissaris ( al is het natuurlijk best mogelijk dat de erflater
bij leven deze waardige functie heeft bekleed). Het is echter wel zo dat
het overlijden van de heer Van Garsten – bijna tien jaar na de bouw van de
kerk – de inmiddels straatarme H.V.-gemeente van Andijk van een
gigantische schuldenlast heeft verlost en niet alleen hier, want de
erfenis moest conform het testament verdeeld worden over de vijf armste landelijke gemeentes.
Het testament van wijlen de heer Th. Jac. van Garsten wordt op 4 november
1937 ter vergadering voorgelezen en het financiële overzicht over het
jaar 1937 afgesloten met een batig saldo van ƒ 6.215,92.
Men kan eindelijk weer eens zorgeloos Sinterklaas en Kerstfeest vieren en
wanneer ze in januari 1938 een brief ontvangen van het Notariskantoor Schröder
& Wilhelm te Amsterdam met de mededeling dat de nieuwe geldgever, de
heer W. de Klerk, de hypotheek op het kerkgebouw opzegt omdat hij de
fondsen nu zelf hard nodig heeft, hoeft J.W. Kistemaker Jr. als scriba van
de kerkenraad alleen maar een briefje naar Notaris Ruys te sturen met het
vriendelijke verzoek contact op te nemen met zijn confraters om onderling deze aangelegenheid te regelen. Wat een luxe, wat een rust.
Uiteindelijk valt een bedrag van ƒ 15.710,93 aan Andijk ten deel, waarvan ƒ 5.560,- is vastgelegd in hypothecaire vorderingen.
Notaris Ruys deelt nog wel mee dat de erflater had verzocht om een bedrag
van ƒ 400,- af te staan voor zijn enige achtergebleven oude zuster, welke
in financiële nood verkeert. Dit bedrag zal besteed worden voor opname in
een 'tehuis voor ouden van dagen'. Mocht evenwel binnen vier jaar het
einde daar zijn dan zal het nog resterende geld onderling aan de vijf
ervende kerken verdeeld worden. Natuurlijk stemt de kerkenraad hiermee in.
De zuster van wijlen de heer Van Garsten is overleden in de nazomer van
1939, "zodat de erfgenamen van laatstgenoemde, dus ook onze kerk, een
bedrag competeert, groot ƒ 225,-," schrijft scriba A.G. Dekker daarna in het verslag op 21 september 1939.
Na aftrek van de hypotheek en het extra krediet bij de Boerenleenbank zal
het overgebleven bedrag door Jan Schuurman en Joost Dekker persoonlijk bij
de notaris in Amsterdam in ontvangst worden genomen; handje contantje. De
reiskosten van ƒ 6,- kunnen er nog wel van af en op Andijk zal een oproep
worden gedaan aan allen die van de kerk nog geleend tulpengeld te vorderen
hebben om deze gelden te komen afhalen. Natuurlijk zal aan ds. Diepersloot
het geleende bedrag van ƒ 220.- worden terugbetaald en op termijn alle andere schuldeisers.