» Genealogie » Het Westfriese Geslacht Kooiman » Pagina 7
"KOOIMAN" is, evenals Tuinman, Hofman, Veerman, Buisman,
Kofman, Bootsman e.v.a. een beroeps naam. Een "kooiman" was
iemand die eenden en ander gevogelte ving in een kooi. Geen kooi met
tralie's, maar een klein bosje, met bomen en struiken en een waterplas,
waaruit enkele smalle slootjes de vogels tenslotte voerden naar de
vangpijpen... en naar de dood.
Zulke kooien waren er langs de hele kust, van Noorwegen tot
Noord-Frankrijk. De kooiboer, die het werk uitvoerde, heette in Holland:
Kooiman, in Brabant Kooymans, in Friesland Kooiker, Kooistra of van der
Kooy. Het is onmogelijk om alle Kooimannen op dezelfde stam terug te
brengen. Behalve in West-Friesland zijn er ook uitgebreide families
Kooiman in de Biesbosch en omgeving en ook op Texel en Terschelling. Die
zijn allen naar verschillende kooien vernoemd.
In onze omgeving, d.i. Drechterland, waren indertijd vier geoctroyeerde
vogelkooien: één aan de Enkhuizerdijk, genaamd "Elsenburg",
dan één in de Fluithoek, dan de kooi naar welke onze familie genoemd is
en als laatste de kooi op Zwaagdijk, op het land genaamd
"Smeerweid".
Ten behoeve van de bloembollenteelt is de grond reeds omstreeks 1920 geëgaliseerd,
door de verkaveling van 1975 zijn ook de laatste sporen weggevaagd,
tegelijk met veel ander moois, dat nu voorgoed verdwenen is. De kooi op
Zwaagdijk wordt als een soort natuurmonument gehandhaafd. Ze is in 1658
gesticht door twee Enkhuizer kooplieden: Paulus Frederiksz. Semeins en Jan
Hendriksz. van Loosen. Van 1658 tot 1830 was de kooi in bezit van de
familie Semeins, daarna tot 1931 van de familie Groot, tot 1939 van Jacob
Kieft, van 1939 tot heden van Gerrit Kanis, die van het Kampereiland kwam.
Zo'n kooi was "geoctroyeerd" en voor dat octrooi moest jaarlijks
drie gulden octrooirecht betaald worden. Niet duur, lijkt mij zo! Daardoor
was de kooi beschermd tegen hinder en lawaai (dat de vogels zou
verschrikken) en tegen stropers... Niemand mocht binnen een straal van
1300 meter herrie maken door schieten, kloppen, rammelen e.d. Rond de kooi
moest alles rustig blijven...
De kooiboer werkte met een eigen "stal" van tamme eenden, die
bij de kooi bleven. Daartoe zette bij jaarlijks een 500 nesten of
nestkorven uit. De jongen, die uit liet nest kwamen, bleven bij de kooi en
zwommen dan met de ouderen in de waterplas, soms in totaal zo'n 2500
stuks. Daardoor werden de overvliegende eenden, die al een lange vliegreis
achter de rug hadden, gelokt. Ze daalden tussen de tamme eenden neer en
werden door hun nieuwsgierigheid gelokt naar de slootjes en belandden
tenslotte in de vangpijpen, wat hen het leven kostte. In de kooi van
Zwaagdijk zijn zes vangpijpen en de buit bedraagt gemiddeld 4000 eenden
per jaar. De vangtijd liep van 24 juli tot 13 februari, dus van Sint-Japik
tot Vrouwendag. De vangst was niet altijd even groot, het was vaak geen
volwaardig bedrijf en werd daarom gecombineerd met veehouderij: een
veeboer, die ook kooiboer was.
Door het "ringen" van eenden kwam men de laatste jaren te weten
dat in de "zomertrek" de eenden heel uit de Oeral en Moermansk
kwamen en in de "wintertrek" heel uit Senegal, West-Afrika.
Het aantal kooien in Nederland neemt geleidelijk af: in 1970 waren er nog
131, waarvan 98 actief. In 1959 waren er in Noord-Holland nog 12, in 1973
nog 6... Sic transit gloria mundi...
Waar bleven al die gevangen eenden? Er kwamen opkopers bij de kooien langs
en die brachten hun buit naar de grote steden.
Gerbrandt Adriaensz. Breêro beschrijft dat prachtig in zijn blijspel
"Moortje". Hoor eens hoeveel soorten de koksjongen Kackerlack op
de Amsterdamse vogelmarkt ziet liggen:
... en soo kuyerden wij vast voort,
voorbij de Speck-koopers, bij de vreemde Veughel-luy,
die villen mij aan boort:
"Hier, ouwe Koopman! hoort, wel, soo verbij?
dat mach niet door de beughel,
"Waer nae sieje? nae een overzeesche Swaen, een
Rotgangs, of nae een Endt-veughel?
"lck kreeg vlus uyt de Keughel een slee met Winders en
Taylinghen, siet,
"Dat sijn Knobben, dat sijn Smienten, dats een voghel
die Hans hiet,
"Dats een Pijlstert, t eelste beesje dat bij de lucht vlieght,
sulcks heb icker noch bij paren,
"Wilje geen Camperveughels, al geplockt?" "Neen", seyd ick,
"die sie ick niet garen,
"Se siender uyt soo smeerich, al hadde se voor Kocx-jongen
in de kombuys 'evaren,
"en al de aeren sin mijn te paers en te groen...."
"t Is dát niet", seydy, "ghij hebt te veel keurs:
nou, monseur Kackerlack,
"gheeft nu reys een vaen in de Graaf van Meurs
bij onse ouwe Kittebreurs!"
"Nou niet", sey'k, ick moet dese wegh kiesen...."......
Breêroo kende dus al heel wat vogelsoorten uit elkaar!