» Genealogie » Het Westfriese Geslacht Kooiman » Pagina 10
Hieruit blijkt dus dat Pieter Frederiksz. de stichter en eerste bewoner van de vogelkooi was. Tot hoelang? We weten het niet, maar enkele jaren later blijkt de kooi eigendom te zijn van de Enkhuizer burgemeester Dirk Admiraal van wien onze stamvader de kooi kocht, blijkens de volgende acte:
Rechterlijk Archief van Grootebroek No. 5173 folio 35 verso:
Wij Freek Wiggers Backer ende Dirck Pietersz. Schepenen der Stede Grotebroeck oirconden ende kennen dat voor ons gecompareert en verschenen is geweest de Ed. H(ee)r Dirck Admiraal Regeerende Burgem(eeste)r der Stadts Enkhuysen, oom ende voogd over de nagelaten kinderen van sal(iger) Jan Admiraal, verwekt bij Rigje Harmes, ende heeft in die qua(li)tatie gecedeert getransporteert ende tot een vrijen erffelijcken Eigendomme opgedragen en draagt op mits desen aan CLAAS SIJMSZ. wonachtigh inde Vlaamsche Tent aan de Noorderdijck een huys ende Erve alsmede de Vogelkooy met het landt daer aen dependerende, sijnde te samen groot 5 morgen 575 roeden gelegen in de Banne van Grotebroeck en Bovencarspel, belent ten Oosten met de Erfgenamen van Ludouwe Baans ende ten Westen met Corn(eli)s Claasz. en ten Noorden met de Knockel en bekende hij com(paran)t van dese transporte vernoegt ende tevreden gestelt te wesen met seeckeren custingbrief bij de voorn(oemde) Claas Sijmsz. in gelijcke dato als desen verleden ende gepasseert bij ons schepenen gesegelt en hem H(ee)r Com(paran)t ter handen gestelt. Belovende oversulx het voors(eyde) Huys Erve Vogelkooy ende Landt te bevrijden ende vrij te waren voor alle actien evictien commer ende aensprake die ymandt daer op soude willen ofte mogen pretenderen, verbindende daer voren hij H(ee)r Burgem(eeste)r voorn(oem)t de parsonen en goederen van de voorn(oemde) kinderen, roerende en onroerende gene exempt met submissie van alle rechten en rechteren, alles oprecht, in oirconde hebben wij schepenen voorn(oemt) eIck onsen segel hier onder aangehangen op den 3en Maart 1687.
(In margine): De 40e Penningh is betaalt op den 3en Maart 1687.
Een paar weken later wordt de Vlaamsche Tent verkocht:
Rechterlijk Archief Grootebroek 5173 folio 43 recto:
Wij Freek Wiggersz. Backer ende Dirck Pietersz. Schepenen der Stede Grootebroek oirconden ende kennen dat voor ons gecompareert en verschenen is geweest CLAAS SIJMSZ. woonachtigh in de Vlaamse Tent aan de Noorderdijck, en heeft gecedeert, getransporteert, en tot een vrijen erffelijcken Eigendomme opgedragen en draagt op mits dese, aan Dirck Pietersz. Manjes woonachtigh op de Geusebuurt aan de Noorderdijck voorsz(eyd) ofte sijn actie verkrijgende, eerstelijek een Huys, staande aan de Noorderdijck voorn(oem)t genaamt de Vlaamse Tent, belent ten Suyden met de H(ee)r Jacobus Tapper ende ten Noorden met Simon Pietersz. Item een stuck graslandt, groot omtrent 4 morgen, gelegen in de Banne van Bovencarspel buytendijck, belent ten Oosten met t Proven Huys tot Enckhuysen en ten Westen met de Erffgenamen van Luydouw Baans; Item een stuck saadlandt, groot omtrent 80 roeden gelegen in de Banne voorsz(eyd) . . . . (nu volgt een doorgehaalde onleesbare regel) . . . . bij Pieter Neefs Bergh belent ten Oosten met de H(ee)r Cornelis Cousebant ende ten Westen met de voorn(oemde) Sloot, . . . . (deze sloot is blijkbaar in de doorgehaalde regel genoemd) . . . . ende bekende Comp(arant) van dese Transporte vernoeght en te vrede gestelt te wesen met seeckere Custingh Brief bij de voorn(oemde) Dirck Pietersz. Manjes in gelijcke dato als desen verleden ende gepasseert bij ons schepenen gesegelt en hem Comp(aran)t ter handen gestelt, Belovende over sulx de voorsz(eyde) Parcelen, soo Huys als twee stucken landt te bevrijen en vrij te waren voor alle actien, Evictien, Commer ende aansprake die Ymandt daar op soude willen ofte mogen pretenderen, verbindende daarover sijn Persoon ende goederen, Roerende en onroerende, gene exempt, met submissie van alle Rechten en Rechteren, Alles oprecht, in oirconde hebben wij schepenen voorn(oem)t Elck onsen segel hier onder aangehangen op den 26e Maart 1687.
(In margine:) De 40e Penningh is betaelt opden 26e Maart 1687.
Claas Sijmensz. kocht van 1681 tot 1683 verschillende kleine stukjes gras- en "saadlandt", waarvan we de acten niet in extenso zullen opnemen. Op 28 Mei 1688 verkocht hij 187 roeden zaadland ten Westen van de Langedelensloot. (acte 5173, folio 108 verso). We krijgen de indruk dat het nog geen rijkdom was in de kooi. Het was maar een klein boerderijtje. Claas Sijmensz. kan er vier of vijf koeien gehouden hebben, meer niet. De kooi was meest seizoenwerk: zomertrek en wintertrek. De overige tijd moesten de koeien verzorgd worden. Hij was nu kooiboer. Kon hij dat zomaar? Of had hij hulp voor het kooikersbedrijf?
(Wordt vervolgd)