» Boeken
» Groei en Bloei van de geschiedenis van Andijk
» Pagina 23-27
Er is een kleine samenleving gegroeid aan de oude dijk. Een dorp mag dit nog niet heten,
slechts een gehucht met enkele buurten, hier en daar een stolphoeve langs de dijk en
verder de veldhuizen in hun boomkrans. Enkele losse buurten van armelijke huisjes, waar
arbeiders en vissers wonen. De Bangaerdt, was daar werkelijk een fruittuin die aan de
Banne toebehoorde? Krimpen, waar sinds onheugelijke tijden de herberg ‘de Krimper’ staat.
De Geusebuert, waar volgens overlevering de nazaten van watergeuzen en beeldstormers
wonen.
Broekoort, waarvan de naam u er aan herinnert, dat dit deel van Andijk nog altijd onder de
Stede Broek behoort. Slechts enkele buurten. Geen dorpskern, waar zich na een moeizame
dagtaak de mannen zich verzamelen op de brink om de belangen van het dorp te bespreken.
Geen dorpsput of -pomp, waar vrouwen het onmisbare water komen halen en elkaar de
dorpsnieuwtjes vertellen. Geen kerk, in alle dorpen in wijde omtrek het centrale punt,
waar elke zondag het Woord verkondigd wordt en de proclamaties van het burgerlijk bestuur
worden voorgelezen.
Dat centrale punt ligt voor de oude Andijkers in de Streek, in Lutjebroek, in Grootebroek,
in Bovenkarspel. In drie lange stroken is het land verdeeld, bannegewijs en dat houdt
kernvorming tegen, eeuwenlang. In de Streek zetelt hun bestuur, daar wonen Schout en
Schepenen. Daar houdt men geregeld rechtdag, daar is van tijd tot tijd verkoping of
verhuring, daar staat het weeshuis.
Kortom, het leven wordt in de Streek geleefd, de Noorderdijk is slechts een gehucht.
Bovendien: in de Streek staat hun kerk. Daar
moeten ze heen, elke zondag. Weer of
geen weer, storm, mist, hagel, regen, sneeuw of ijs houdt hen niet tegen! Denk het u in.
Het is geen kleinigheid, het is een onderneming! De reis kan uiteraard slechts te water
gemaakt worden, want met paard en wagen duurt het veel te lang. Dat zou over Enkhuizen
moeten gaan, een slechte weg, glad en glibberig in de regentijd. Of, over schrikt u niet,
over Westwoud, want de tolweg is nog niet eens in aanleg. Mogelijk kunnen ze in de zomer
te voet, langs de ‘inninghweged, de zomerdijkjes, maar dan nog: welk een moeilijke en
inspannende reis, vooral voor de ouderen! Dus per schuit. Bij gunstige wind een prettig
zeiltochtje. Maar bij tegenwind, hoe vaak is de wind hier niet Noord-West, een harde
dobber: anderhalf- tot twee uur aan de kloet! Geen wonder dat ze er over klaagden:
‘De broeders........ alhier onder den dyk lange tyt van haer voorouders tyden afbeswaert met so een moeylyke kerckgangh, verre afleggende van de Kercken daer onder sy ressorteerden ende oock haere naburigeplaetsen bisonaer beswaerlyck voor oude swacke Lieden en anderen die van weghen haer beroepinghe
so veel tyts niet ofte nauwelycx konden uytvinden om ordinair ter kercke te comen...’
Want dat komt er nog bij, het zijn allemaal boeren, d.w.z. veehouders, die dit beklag
doen. Een boer heeft altijd werk, zondags en in de week en het kost moeite om voor
melktijd terug te zijn. Hebben we het zelf niet beleefd, dat boeren voor de zegen de kerk
uitliepen om voor melktijd thuis te zijn? Boeren, die beter met de hooivork kunnen omgaan
dan met de pen; ze tekenen de acte van afscheiding met hun huismerk of met een simpel
kruisje en de dominee schrijft er bij; dit is het merk van jan Jansen, dit is het merk van
Pieter Cornelisz.. Boeren van de Noorderdijk, niet vele rijken, niet vele edelen.
Bovendien is daar: ‘die conjuncture des tyds ende dees’ becommerlycke oorlog met
Engelandt’, want we zitten midden in de tweede Engelse oorlog.
Welk een ideaal moet het voor deze boeren geweest zijn; een eigen kerk! En ze komen er!
Niet gemakkelijk, maar dat hoeft ook niet. Ze zijn immers aan tegenslag gewoon.
Verschillende ‘liefdegaven tsy in gelde of in arbeyt’ worden toegezegd, het sal waerachtig
wel gaen, ze zullen hun eigen kerk hebben,
hier aan de dijk! Op 21 December 1666
scheiden zij zich af van de kerken van Grootebroek en Lutjebroek, waartoe ze nu bijna
honderd jaar hebben behoord. Eigenaardig dat Bovenkarspel niet eens wordt genoemd. Dat
bewijst o.i. dat er anno 1666 beoosten de Kathoek nog maar heel weinig volk woonde, alleen
enkele boeren in de Veldhuizen en die waren dicht bij Bovenkarspel.
Een kleine kudde scheidt zich af, precies honderd belijdende leden, van Grootebroek 42 en
van Lutjebroek 58. Weer een bewijs, dat het meeste volk aan het westeinde van Andijk
woonde. Daar zal dan ook de kerk komen. Het oosteinde is minder goed bewoonbaar, het land
van krancke waarde, nat en dras. De kerkbouw blijkt een duur geval te zijn, er is veel
geld voor nodig! De boeren steken de koppen bijelkaar en besluiten: ‘so by de E. Classis
van Enkhuysen als elders raat en hulpe te versoecken...’ en dat helpt! ‘ ... verscheydene
leden van de Regeringhe van Enkhuysen (hebben) veel en seer getrouwe devoiren aangewent,
sonder welcke het seer beswaerlyck soude syn geweest...’ Er moet ook een tractament voor
de dominee zijn en er wordt een commissie benoemd, die bij de Edel-Groot-Mogende Heeren
daarom zal verzoeken. Jan Cornelisz. Boeder, Jan Jansen ‘Genaed’, Pieter Cornelissen
(Backer) zullen dat zaakje wel eens opknappen! Zij stellen zich met de E. Classis in
verbinding en na veel omslachtigheid gelukt het van de E.G.Mogende Heeren een ‘apostille’
te bekomen, waarin hen een ‘ordinaris predikantstractament’ wordt toegezegd.
Dat is dan plm. 600 gulden!
Op 30 januari 1667 wordt de eerste predikant beroepen, een jonge man, een candidaat, pas
van de studie; Abraham Hovius. Zijn vader, Jacobus Hovius, is predikant te Enkhuizen vanaf
1652. De naam ‘Hovius’ (latinisering van ‘Hof’), komt in verschillende regeringslijsten
voor. Trouwens, de WestFriese predikanten van die tijd zijn meestal onderling verwant en
hebben hun familieleden in de stemhebbende steden, deftige regenten, die zeer vast zitten
op het groene kussen!
Nu de dominee beroepen is, wordt met spoed tot kerkbouw overgegaan. Op 10 Mei 1667 worden
kerk en predikantswoning aanbesteed. De meeste materialen worden door ‘liefhebbers’
gehaald. In vier maanden is de kerk kant en klaar! Hadden ze er maar wat langer over
gedaan, zouden wij nu zeggen; het is niet veel moois wat ze gewrocht hebben en het is
zeker geen groot kunstenaar, die dit gebouw ontwierp! Niet de minste poging er iets moois
van te maken. Zie dat lelijke gewelf, met die onbehouwen trekbalken, die lompe preekstoel,
die grove banken, zonder enige versiering! Evenwel nochthans zij
onze vaderen blij met deze kerk. Een
eigen kerk! Geen lange reizen meer naar
Grootebroek of Lutjebroek in weer en wind, maar rustig in een eigen kerk het Woord
aanhoren, dat gebracht wordt door een eigen dominee, Verburn Domini Minister, Dienaar
des Goddelijken Woords...
1667: eerste dienst in de Buurtjeskerk
Op 18 September 1667 doet de jonge dominee zijn intrede. Het kleine kerkje is overvol, het
kruis is er nog niet aangebouwd, en met stille aandacht luisteren de Andijker boeren naar
de jonge Hovius. Zijn tekst ontvouwt hij uit 2 Corinthe 6 vers 16: ‘want ghij sijt de
Tempel des levendighen Gods. Gelijkerwijs God gezegd heeft: lck sal in haer wonen ende Ick
sal onder haer wandelen’.
De jonge prediker is in zijn ‘uytbreydinghe’ zeer uitvoerig, hij sleept er van alles bij.
Met talrijke aanhalingen, versierselen en fraaie zinswendingen wordt zijn preek opgesmukt
en het duurt zeker twee uur! Maar de boeren hindert dat niet, zij luisteren met vrome
aandacht en met open mond. Na de middag is de kerk bijkans nog voller: vader Hovius zal
zijn zoon bevestigen! Allicht komen er enkele Enkhuizer regenten mee. Jacobus Hovius
preekt over psalm 122 vers 1 en 2: ‘Ick verblijde mij in degene die tot mij segghen; wij
sullen in het huis des Heeren gaen, onse voeten sijn staende in uwe poorten, o ‘Jerusalem!’
Blijdschap en dankbaarheid is de grondtoon van deze dag. Och, het mag dan niet
veel zijn, wat hier is bereikt, nog in 1732 heet Andijk: ‘een gehucht met een kerkje
voorzien’, maar het begin is er; Andijk heeft een eigen kerk! Ook voor de toekomst is dit
van belang. De kerk is het centrale punt. Ook al is Andijk door de uitgestrektheid niet
geeigend om een dorpskern te hebben, toch is Buurtje’ jarenlang, zelfs tot plm. 1900, het
toonaangevende deel van Andijk.
Van daaruit wordt het hele dorp geregeerd. Pas in de laatste decennia is hierin
verandering gekomen. Voor onze vaderen is de nieuwe kerk een triomf Een eigen kerk en een
eigen leraar! De jonge dominee betrekt zijn nieuwe huis met zijn zuster Sara! Met meer
recht dan de aartsvader kon hij zeggen: ‘deze is mijn zuster’. Vier jaar later vertrekt
dominee Abraham Hovius naar Stavoren en in 1681 is hij daar overleden. Hij was de eerste,
die te Andijk het Woord verkondigde. Eren wij zijn gedachtenis.