Kistemaker

Thuis » Historie » Groei en Bloei van de geschiedenis van Andijk » Pagina 57-59

5. Dijkonderhoud

Beheer en onderhoud van de zeedijk

Andijk is genoemd naar de dijk, die het land tegen de Zuiderzee moest beschermen. In de lage landen (Nederland) moest er een eeuwige strijd tegen de zee gevoerd worden. Bij storm, vooral uit het Noordwesten, was het gevaar van overstroming groot! In een ver verleden voor het jaar 1000 n.C. werden er terpen gebouwd, waarop gewoond kon worden, ook als het land overstroomd was. Na het jaar 1000 werd er hard gewerkt aan de West-Friesche omringdijk, om zodoende een grotere oppervlakte land tegen de zee te beschermen. Die dijk werd ‘verhoefslaagd’, d.w.z. iedere hoeve (boerderij) moest zoveel roeden dijk onderhouden, als er land binnen de dijk in eigendom was of gehuurd werd. Dat was een zware last voor de inwoners! Er werd dan ook behoorlijk mee geknoeid, met als gevolg, weer een nieuwe doorbraak.

Om dat geknoei tegen te gaan, werd de dijk door de ‘dijkheren’ tweemaal per jaar geschouwd, ‘bi grasse ende bi stro’, d.w.z. in de lente en in de herfst. Die schouw werd gedaan door de dijkgraaf en heemraden en er waren strenge straffen voor hen, die zich niet aan hun oordeel wilden onderwerpen. De dijk werd bannegewijs verdeeld, zo moesten b.v. de dorpen Bovenkarspel, Grootebroek en Lutjebroek de Noorderdijk onderhouden, omdat hun banne zich tot zover uitstrekte. Bovendien waren ze verplicht, om ook een deel van de Winkelerdijk, (bij Kolhorn) te onderhouden, omdat achter die dijk in het land ‘van krancker waarde’, te weinig mensen woonden om de dijk zelf te kunnen onderhouden. Een zware opgaaf!

De aarden dijk werd beschermd door een ‘wierriem’. Dat was opeengepakt zeewier, waarin palen geheid werden, omdat anders de steile wierriem zou instorten, wat ondanks dat nog wel gebeurde. Dat wier werd in de loop van de jaren keihard. Toen bij het stijgende waterpeil bleek, dat de wierriem niet voldoende was, werd deze versterkt door een paalwering, zware eiken en dennenhouten palen van manshoogte, ‘mannetje aan mannetje’ geplaatst werden. Op de meest bedreigde plaatsen nog versterkt met een ‘gording’ met zware ijzeren bouten.

Dat hielp tot het rampjaar 1731. Toen kwam de paalworm de Zuiderzee binnen en vrat gaten in de palen, juist op de waterlijn.
Bij de eerstvolgende storm braken de palen af en dreven weg. Goede raad was duur. Er werden verschillende plannen ingediend, maar daaruit werd het plan van Pieter Straat en Pieter van der Deure gekozen. Dat was om de dijk van een steenglooing te voorzien. Een enorm kostbaar plan! Die steen moest voor een deel uit Drente komen, waar veel zwerfkeien lagen, maar verder uit Noorwegen en dat werd een duur transport! Maar op den duur werden toch alle dijken van een steenglooing voorzien, uiteraard aan de Noorderdijk zwaarder dan aan de Zuiderdijk. Maar ook de steenglooing had soms van de zware stormen te lijden; er rolden stenen uit en het gevaar van doorbraak kwam weer dichterbij. Dan waren er de steenzetters nodig, specialisten, die de gaten weer dichtten en er weer een echte glooing van maakten.

Op Andijk waren het de leden van de familie de Vries, (voorvaderen van Gerrit de Vries Sietzesz.), die zeer speciaal in dit werk waren.
Dat was werken met de steenbok, een driepoot van zware dennenpalen, met katrollen en een tang. Als de zware steen eenmaal in de tang zat en in evenwicht hing, werd hij door de steenzetters als een kussentje neergevlijd.

Het systeem van ‘verhoefslagen’ voldeed op den duur niet en werd (gelukkig) vervangen door een meer centraal beheer.
Onze Noorderdijk werd bestuurd door Drechterland. Er waren drie ‘magazijnen’. Dat waren zwartgeteerde houten schuren met een stookplaats er in, waar de dijkwacht zich eventueel kon warmen. Zo'n dijkwacht vindt u nog in het gemeentewapen van Andijk: een ruiter te paard, die op gezette tijden de dijk inspecteerde. In de magazijnen was allerlei materiaal verzameld, dat bij een eventuele storm nodig kon zijn: zeilen, gewichten, touwlijnen, schoppen, houwelen, lantaarns, enz. Bij de zware storm van Januari 1916 is het nut daarvan wel gebleken! Die magazijnen stonden in de buurt van de meest bedreigde punten: Molenhoek, Bakkershoek en Fluithoek.

Aan het onderhoud van de weg werd door Drechterland weinig gedaan.
Er was alleen een weg boven op de dijk, met een paardenstraatje in het midden. De paadjes onder aan de dijk moesten door particulieren verzorgd worden. Daarvoor werd in de herfst ‘padjesgeld’ opgehaald. Hier ontbrak een centraal beheer. Drechterland had een vaste werkman, die met een kruiwagen en schop de gaten naast het paardenstraatje met puin en grind moest opvullen en die schelpzand verkocht voor 1 cent per emmer.
Van asfaltwegen had geen mens toen nog gehoord.

Na de inperking van de Zuiderzee door de afsluitdijk in 1932 werd de dijkzorg veel lichter. De Zuiderzee was nu ‘IJsselmeer’ geworden, een ‘meer’ met regelbare waterstand. Geen verschillen van eb en vloed meer, geen zware druk op de dijk... Een enorme kostenbesparing, vergeleken bij vorige eeuwen, toen er vele duizenden guldens aan dijkzorg moesten worden besteed.

Wie over dijken en dijkbeheer meer wil weten, kan veel vinden in Pols: ‘West-Friesche Stadsrechten, waarin veel ‘keuren’ (politieverordeningen) zijn opgenomen en in Noordeloos en Morsink: ‘De polder het Grootslag’ en last but not least in Schilstra: ‘In de ban van de dijk’, respectievelijk uitgegeven in 1888, 1946 en 1976.

Naast de algemene kennis over dijken, zijn in dit artikel enkele byzonderheden opgenomen, die speciaal Andijk betreffen. Andijk zonder dijk is ondenkbaar!

 


© 2001-2025 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk