» Historisch overzicht van het bestuur van de gemeente Andijk » 1922 (2)
22-03-1922
Gecombineerde raadsvergadering en vergadering van het
bannebestuur i.v.m. de opening van het raadhuis. De voorzitter zegt
het volgende: "weer wil ik terug gaan tot 14 januari 1916 toen
wij 's morgens de verwoesting konden aanschouwen aan onze zeedijk,
die nacht door de hevige storm aangebracht. Het is ons allen bekend
hoe onze bevolking ook op dat ogenblik heeft getoond in tijden van
gevaar, als één man naast elkaar te staan, zonder onderscheid van
rang, stand, politieke of godsdienstige richting. Wij kunnen het ons
allen nog zeer goed voorstellen, als was het de dag van gisteren,
hoe elke inwoner ogenblikkelijk bereid was, ieder naar zijn vermogen en
behoefte zijn krachten te geven om binnen de kortst mogelijke tijd
onze dijk in zodanige toestand te brengen dat hij, mocht weer storm
dreigen, deze tot op zekere hoogte zou kunnen weerstaan. Elk was op
dat ogenblik bezield met het trachten keren van direct gevaar, zonder
nog enig vermoeden te hebben wat wel de gevolgen zouden zijn van deze
hevige aanval op onze zeewering. Toch kwam het reeds enkele dagen
later tot uiting hoe wij sinds jaren omtrent onze veiligheid in
slapende toestand hadden verkeerd. Hoe wij door deze aanval waren wakker
geschud en hoe hoogst noodzakelijk het was de meest nodige en krasse maatregelen te nemen,
onze veiligheid te verzekeren. Hoeveel keren hebben wij toen toch de
uiting gehoord: laat het kosten wat het kost, maar laat met de meeste
spoed gezorgd worden dat onze zeewering in zodanige toestand komt te
verkeren dat wij met gerustheid de toekomst in kunnen gaan. Hoe werd
toen toch gevoeld welke belangen op het spel stonden, hoe kon elk
zich toen indenken welk een ramp het zou zijn als ons welvarend
Westfriesland door een overstroming werd geteisterd. Het is ons
bekend dat door het ambacht van Westfriesland, genaamd
"Drechterland" onmiddellijk na de storm aan een drietal
ingenieurs opdracht is gegeven een onderzoek in te stellen naar de
oorzaak der beschadiging en hem hieromtrent een rapport uit te
brengen, benevens advies wat gedaan moest worden. Genoemde commissie
heeft met de meeste spoed, en wel na enkele weken na de opdracht, de
weg aangegeven voor onze veiligheid in de eerstkomende stormperiode,
terwijl men reeds spoedig hoorde fluisteren welke grote plannen door
hen werden beraamd, nl. de verzwaring welke wij thans als bijna
voltooid kunnen aanschouwen, met alle gevolgen daaraan verbonden.
Slechts zeer weinigen van onze Andijkers konden zich echter indenken,
dat zo iets groots zou worden aangepakt, dat zelfs een 300-tal
woningen in onze gemeente zou moeten worden afgebroken om te kunnen
volbrengen wat men meende,dat nodig was. Tegen einde 1916 bleek echter
dat wel degelijk deze plannen in een vaste vorm waren gegoten, dat
deze zouden worden uitgevoerd, Als direct gevolg hiervan kwamen onze
inwoners voor de grote vraag te staan waar moeten deze af te breken
woningen weer worden opgebouwd, daar toch langs de zeedijk geen
voldoende bouwterrein beschikbaar zou zijn. Ook het provinciaal
bestuur van N.H. was met deze moeilijkheid bekend en meende dat van de
gelegenheid gebruik moest worden gemaakt aan de wijze van bouwen in
onze gemeente een zodanige leiding te geven, welke in het belang
van de gemeente nu én in de toekomst zou zijn en verzocht aan het bestuur
van onze gemeente ten spoedigste een bouwplan te ontwerpen wat volgens hun
gedachte aan de gestelde eisen zou kunnen voldoen. Nu was een
periode voor onze gemeente aangebroken, als tot nu toe
niet gekend. Terwijl wij nog verkeerden in de tijd van de grote
Europese oorlog, welke -alhoewel wij gelukkig van deelname zijn
verschoond gebleven- onze regering, ook ons gemeentebestuur, een
abnormale moeilijke taak heeft opgelegd, kwam de grote vraag naar
voren: op welke wijze kunnen wij aan het verlangen van het provinciaal
bestuur voldoen in het belang van onze gemeente. Wij weten hoevele
plannen werden opgemaakt én door particulieren én door organisaties
van welke aard ook, het groot aantal vergaderingen door de vereniging
"Vooruitgang" in onze gemeente gehouden, welke vereniging
het gemeentebestuur die tijd krachtig heeft terzijde gestaan. Wij
weten ook hoevele plannen door het gemeentebestuur zijn beoordeeld
en in begroting gebracht, welke het meest gewenste en welke zou
blijken voor uitvoering vatbaar te zijn. Het is ons ook bekend. dat
bij een groot deel der burgerij de wens naar voren kwam alles aan te
wenden, opdat ons dorp met zijn inwoners langs de zeedijk gevestigd
zou blijven. Het dient vermeldt, dat welk plan men ook ging ontwerpen,
de uitkomst steeds van dien aard was, dat de uitvoering en exploitatie
grote sommen gelds zouden eisen, welke niet door onze gemeente konden
worden gedragen. Het gevolg hiervan was dat het gemeentebestuur het
zeer juiste standpunt heeft ingenomen, dat de gemeente tot plicht had
de spoedige uitvoering der dijksverzwaring te helpen bevorderen en dat
zij zich desnoods financiële offers zou moeten laten welgevallen,
indien door de veranderingen van onze gemeente, wat wegen en bouwwijze
betreft, in een aanmerkelijk betere toestand zou komen te verkeren,
doch dat men rekening moest houden met de financiële draagkracht der
ingezetenen, terwijl het niet billijk zou zijn, dat de gemeente Andijk
door deze werken in grote moeilijkheden werd gebracht, waar toch de
verbetering aan de zeedijk niet enkel in het belang der gemeente was,
maar voor geheel Westfriesland. In de zomer van 1918 eindelijk werd
door het gemeentebestuur een conferentie gehouden te Haarlem met een
commissie uit Ged. Staten, ter beoordeling van een bouwplan dat zou
voldoen aan de wens van een groot aantal inwoners van onze gemeente,
doch dat bij uitvoering en exploitatie hiervan provincie en rijk
financieel steun moesten verlenen.
Alhoewel de commissie uit G.S.zich wel kon verenigen met steunverlening aan een door ons te
ontwerpen bouwplan, was zij niet geneigd voor het plan dat door de
gemeente naar voren werd gebracht, gelden beschikbaar te stellen
aangezien dit plan de grootste kosten zou meebrengen, terwijl in
verhouding daarmee niet de hoeveelheid bouwterrein zou worden
verkregen welke redelijker wijs verwacht kon worden. In de zomer van
1919 eerst werd door het gemeentebestuur besloten tot uitvoering van
een bouwplan, waaraan door de gemeente bij eventuele uitvoering ƒ 16.000,-
subsidie werd toegezegd, terwijl door ons bannebestuur het
besluit werd genomen met een bedrag van ƒ 20.000,- dit plan te
steunen. Voorgesteld werd dat de verdere kosten van uitvoering en
exploitatie door het rijk en de provincie zouden worden gedragen.
Echter waren G.S. wel geneigd flink steun toe te zeggen en werd door het
rijk toezegging gedaan eveneens flink te zullen subsidiëren, doch
tevens waren zij de mening toegedaan dat door de gemeente meer moest
worden bijgedragen dan voorgesteld werd. Door G.S. werd een zodanig
voorstel ingediend, welk voorstel door het gemeentebestuur na ernstige
overweging werd aangenomen. Hiermee was dus de uitvoering van het plan
verzekerd, hetwelk wij thans -behoudens een klein gedeelte- als
voltooid kunnen aanschouwen. Nu eenmaal de plannen vaste vorm hadden
verkregen kan geen ogenblik worden gewacht met de uitvoering en moest
met zeer grote spoed worden aangevangen. Wij weten toch dat de
werken der dijksverzwaring reeds in de zomer van 1917 aangevangen,
vlug vorderden en menig inwoner welke een andere woning zou moeten
bouwen, zag reikhalzend uit naar een gelegenheid hiertoe. Werd nu al
het besluit genomen tot beschikbaar stellen van bouwterrein en aan dit
besluit uitvoering gegeven, denk niet dat nu voor het
gemeentebestuur een periode van rust was aangebroken. Onder het groot
aantal gebouwen dat moest worden afgebroken, kwamen ook eigendommen
van onze gemeente voor, nl. 2 schoolgebouwen, 3 onderwijzerswoningen
en een drietal brandspuitgebouwen met arrestantenlokaal. Hoe moeilijk
toch was te beoordelen of de aanbieding door Drechterland bij minnelijke
onteigening gedaan, van dien aard was om ons daarmee te
verenigen of wij daarvoor weer zouden kunnen opbouwen wat moest
worden afgebroken, waar die gebouwen te plaatsen, zorgen voor de
financiën enz., enz. In het bijzonder wil ik de grote drukte ter
secretarie naar voren brengen. In de zomer van 1920 kwam bij het
gemeentebestuur de vraag naar voren of de tijd daar was tot de bouw
van een ander gemeentehuis over te gaan. Waar toch aan het bestaande
gebouw belangrijke reparaties waren te verwachten, in 1923 bij
uitbreiding van het aantal raadsleden de ruimte onvoldoende zou
zijn, terwijl ook niet over voldoende secretarieruimte kon worden
beschikt, werd besloten met gebruikmaking van materialen van af te
breken gemeentegebouwen, tot de bouw van een gemeentehuis over te
gaan, indien het bannebestuur zijn medewerking wilde verlenen. In
een gehouden vergadering was het bestuur der banne direct bereid
medewerking te verlenen. Algemeen kwam de wens naar voren de
vergaderingen van gemeente en banne weer onder één dak te brengen,
waarna officieel tot de bouw werd besloten. Ook hier werd spoedig met
de uitvoering al een aanvang gemaakt. Waar het gebouw thans als
voltooid mag worden beschouwd, hebben de dagelijkse besturen van
gemeente en banne gemeend dit in een gezamenlijke bijeenkomst in
gebruik te moeten stallen .....
N.B. in 1917 werd toestemming gegeven tot het dichtspuiten van de dijkgracht, waardoor een groot
aantal der ingezetenen in de uitoefening van hun bedrijf werd belemmerd.
29-03-1922
Besloten wordt -ingevolge de Lager-onderwijswet 1920- aan het bestuur van de school met de Bijbel in de kosten voor
bemeubeling van een derde lokaal een bedrag van ƒ 484,- beschikbaar
te stellen. Voorloper Idenburgschool.
Aan de beide bijzondere scholen worden exploitatievergoedingen toegekend gebaseerd op de kosten van
het openbaar onderwijs over 1920.
28-06-1922
Voorstel van B&W om de werkweek van de arbeiders in gemeentedienst met 3 uur per week te
verlengen met een maximum weekloon van ƒ 22,50. Doel: het verschil
in arbeidsduur tussen de werkzaamheden bij de gemeente en die in de
landbouw gelijk te trekken, te meer omdat bij de gemeente evenveel
wordt verdiend als op het land . Ze werken acht uur per dag. Geldt (ook)
voor DE WERKLOZEN. Wordt de werkweek niet verlengd dan zou Andijk
een toevluchtsoord voor werkelozen kunnen worden; immers men
verdient in minder tijd evenveel als op het land. Sommigen luieren
meer dan ze werken. Raad akkoord.