» Religie » Masereeuwers "Vrienden van de waarheid" » Pagina 26
Pieter Wijdenes had veel moeite de groep bijelkaar te houden...
Betje Spijker, de vrouw van Johannes lmpeta te Medemblik, was reeds in
1849 "bekeerd" tot de afgescheidenen. Impeta bleef nog
Masereeuwer. Zijn vrouw overleed op 14 Augustus 1854 en Antje
van den Boom werd zijn huishoudster. Die kwam uit afgescheiden kring
en misschien door haar invloed begon Johan Impeta ook te twijfelen.
Op 31 Mei 1855, dus kort na de dood van Jan Masereeuw, schrijft Impeta aan
Pieter Wijdenes "of JAN profeet is?" met verscheidene vragen
over het heilige getal zeven... Wijdenes gaat niet op die vragen in, hij
blijft Masereeuwer. Op 8 Juni 1855 schrijft Impeta dat hij "zich van
het gezelschap heeft keerd" en op 24 Juni d.a.v. schrijft Antje van
den Boom een stuntelig briefje: "JAN zou niet sterven, maar nu dan?
In Opperdoes doen ze niets als liegen"....
15 Juni 1855 schrijft Pieter Wijdenes aan Cornelis van der Kamp te
Enkhuizen over "het gejuig van menigvuldige vijanden, die nu menen
het gewonnen te hebben.... ook vrienden (= familie) van Jan Masereeuw
zijn afgevallen... van "het zo veragte volkje".
Het verval gaat door... In 1858 is het Antje
Masereeuw, JANs eigen dochter die tot de afgescheidenen overgaat. In hetzelfde jaar wordt ook
Carolina Verfaille afgescheiden. Ze schrijft een lange brief aan Pieter
Wijdenes: "... dat ik mij van uwe bijeenkomst afscheide.... ik heb
mij al negen jaar laten verblinden..." enz.
Er volgt een felle reactie van Pieter Wijdenes... van zo een hingelaar
nooit gehoord..... wind- en weerhaen... al dat omarmen, omhelsen,
(van JAN) ja, vriendschapskussen, gedurig natte wangen in onze
gezelschappen.... toen voor drie jaren Impeta ons verlaten heeft, hebt
gij hem bittere pillen toegediend, hem Achab noemende... gij zijt bij mij
Izabel.... Pilatus en Herodes (bij de afgescheidenen) zullen wel vrienden
zijn.... groot is de Diana van CAROLINA
Het was dan ook wel een schrik: zo'n temparementvolle aanhangster zo maar
ineens te zien verdwijnen! De groep begon intussen danig te slinken, in
tegenstelling met die van Andijk, waar geen afval was, dankzij de ijver van Pieter Vriend.