» Historie
» Met sprongen door de Andijker Historie
» Hoofdstuk 2
» 16-18
In meer vreedzame jaren is Utrecht het centrale punt. Van daaruit bereizen de zendelingen het Friese
land.... Geen Franken zijn het, maar Angelsaksen, stamverwant aan de Friezen.... geleerde mannen van edelen
bloede, in ontwikkeling ver verheven boven het ruige, ongeletterde volk.... Och, het is ook niet hun doel
de nieuwe leer eerst en vooral aan het volk te brengen.... ze prediken meest voor huns gelijken, de
overheden.... als die gewonnen zijn, volgt het volk immers vanzelf....
Zo trekken dus de Engelse predikers het Friese land binnen. Willibrord, Wikberth, Wilfrith, Winfrith en
Werenfrith, het zijn Angelsaksische namen en ieder voor zich hebben ge een bekende klank in de geschiedenis
van de kerstening van ons land. Volgens overlevering was het Werenfrith, die in West-Friesland predikte en
naar hem zou dan Wervershoof „Werenfridushove” heten.... Heel aardig gevonden!
Hoe lang Werenfridus hier arbeidde, is niet bekend... .Niet als Westfriese zendeling, maar als „apostel
van Gelderland” leeft zijn nagedachtenis voort. Te Elst in de Betuwe ligt hij begraven, en de snode Geuzen
hebben zijn praalgraf deerlijk geschonden....
Sanctus Werenfridus Episcopus.... heilige bisschop Werenfried.... Even zien wij hem nog.... in purper gewaad,
met mijter en kromstaf, de nimbus gloriërend om zijn edel hoofd....
Flauwer wordt die glans.... de glorieuze schijn verbleekt.... Donkere wolken pakken zich samen.... Ruwe
stormen woeden over land en zee.... Wild bruist het water.... zware rollers lopen ver uit, vreten diepe gaten
in het land.... Watervloed volgt op watervloed.... jaar in, jaar uit.... eeuw in, eeuw uit.... Felle stormen
uit het noordwesten jagen de zee over het land.... het fraaie landschap gaat teloor in de golven.... het
wordt overspoeld door zand, dat zich ophoogt in brede golvingen van noordoost tot zuidwest..... Als de zee
weer aftrekt, blijft in de dellingen bezinksel, liggen, na elke watervloed wordt de kleilaag iets dikker....
zo vormt zich het nieuwe land!
Donkere eeuwen volgen nu. Was het land, wel bewoonbaar in deze tijd....? Woonden hier toen nog mensen....?
Hoe zijn ze er ooit doorgekomen? Van het fraaie landschap, waarin de Engelse predikers werkten is weinig
meer over.... Waterland is het geworden.... poelen en plassen, met daartussen land „van kranker
waarde”.... En zonder ophouden is er de eeuwige dreiging van de watervloeden.... de zee wordt erfvijand!
Dan, opeens: hoog op de golven de Vikingschepen! Schrikkelijk om te zien, drakenkoppen met wijdgesperde muilen aan de boeg.... serpenten en de slangen in felle kleuren op de rode zeilen.... Luid gezang van de roeiers, die een helden-epos aanheffen.... Gekletter van schilden en zwaarden! Vlucht! Vlucht! De wilde Noorman rooft en brandt op onze kusten! Hij ontziet niets en niemand: de geringe weerstand van het landvolk is ijdel en spoedig gebroken door de speer en het korte zwaard.... het vee wordt geroofd.... de vrouwen verkracht.... Het moeizaam verworven bezit is opeens verloren.... op menig strodak van een Friese hoeve kraait de rode haan.... Zwartgeblakerd, woest en ledig ligt het Friese land.
Na jaren keren de vluchtelingen weer.... Met onversaagde moed beginnen zij opnieuw.... herbouwen de huizen.
Langzaam, maar gestadig groeit de veestapel weer aan.... wordt het gemeenschappelijk grondbezit weer groter.... Er graast weer vee op de „miensker”, de meenschaar of wel de dorpsweide....
Hier nemen we de derde sprong: