» Boeken
» Met sprongen door de Andijker Historie
» Hoofdstuk 4
» 27-33
OMSTREEKS
1250 is de Westfriese omringdijk geheel klaar.... Als een machtige beschermer
waakt hij over het land! Ja, wat is dit meest.... land of water....? Plassen en poelen.... rietschoten....
kreupelhout.... en hier en daar een stukje bruikbaar, land.... bruikbaar alleen ter beweiding. Voor land- of
tuinbouw is dit land ongeschikt, daarvoor ligt het te veel „keil-deil”, is het te nat en te dras....
Na elke watervloed.... en die volgen elkaar nog steeds op in onstuimige reeks.... staat een groot deel van
het land onder water.... soms twee winters achtereen.... Veel land ligt daarom „woest ende desolaet”....
er is geen bemaling en er zijn nog geen sloten. Het vele water loopt af langs natuurlijke weg.... door het
plassengebied lopen enkele stroompjes van west naar oost, want de wind waait hier meestal uit het westen....
Aan het eind van die stromen hebben de bewoners van dit land sluisjes gemaakt, waardoor het water kan lozen
naar de zee.... „Tije-sluisjes” noemen ze die, omdat alleen als het (ge)tij gunstig is, de sluizen
open kunnen. Kolkend vloeit dan de watermassa door de nauwe koker.... vooral als alle planken weggetrokken
zijn.... Drie zulke sluisjes zijn er bij Andijk: één aan het Westeind (nu de Molenhoek),
één aan de Bakkershoek en één aan het eind van het Kleingouw. Maar lang niet
altijd is het getij gunstig en dan blijven aan de binnenkant van de dijk grote plassen staan, soms maandenlang
en het verdronken land is daar waardeloos. Het is overwoekerd met riet en biezen.... een ideaal oord voor de
vele watervogels, die er na een vermoeiende vlucht vanaf de Friese kust neerstrijken.... maar waardeloos
voor de boer, die er zijn vee wil weiden.
Dit land moet droog.... het moet en het zal.... maar hoe....? Zware zorgen drukken de middeleeuwse boer....
Menigwerf moet hij met zijn Heer de graaf meetrekken ter heervaart.... Dan is er de zware zorg voor de buitendijk,
die veelvuldig doorbreekt, zodat de gaten gedicht moeten worden of een nieuwe inlaag gemaakt, wat nog erger
is.... En nu is daar de strijd tegen het binnenwater.... Bemaling is nog niet mogelijk.... wat kan de boer
met zijn zwakke kracht stellen tegenover de waterwolf....? Maar.... als hij een buitendijk kan leggen,
„met de spade, met de burrie en met de vork”.... dan kan dat ook aan de binnenkant! En zo legt
hij de „inninghwegen” aan de binnendijkjes, het „Kedik”, de „Naijedik”,
de Ouewal.... Een grote oppervlakte kan hij niet ineens onder de knie krijgen, daarom verdeelt hij de grote
polder in kleinere, om opwaaiïng van het water tegen te gaan.... Meer kan hij voorlopig niet doen. Ook
bij deze kleine poldertjes is de waterafvoer door sluisjes geregeld en om te voorkomen, dat men het overtollige
water laat afvloeien op buurmans akker, wordt bepaald:
„Niemant moet (d.i. mag) die dooren van de sluisen oplucken in de zomerdijk tenzij bij de hooft luiden.” (Keurboek van Grootebroek.)
Zelfs geen plank mag hij eigenmachtig uit de sluis trekken, om daardoor zijn waterlast te doen spuien op lager terrein, Schout en Schepenen zullen dat „wijsen”:
„Ende so wie een plancke worpe van eenre sluyse binnen den ban van Broeck, bij dage off bij nachte, mit onwaerdicheit, die verbuerde een pont”.... „Oeck soe en moet (=mag) niemant die leenen van den sluysen die ghemaect sijn, wechbrengen, noch houwen, noch kerven, bij een pont. Ende wie se offleit als men eenich ghoet daer doervoert, die sal se weder leggen staphants (=onmiddellijk), bij een scellingh, ende twie posten off meer daer an legghen, bij een scelling.” (Keurboek van Grootebroek.)
Wandelt U een eindje mee over onze oude dijk? Het is daar prettig wandelen, vooral in de zomer.... Aan de buitenkant de zee.... ja, lacht U maar, het IJsselmeer is nog altijd onze
zee!.... levendig gestoffeerd door witte en bruine zeilen van botters en tjalken....
Aan de binnenkant de polder: een bont mozaïek van kleuren, vooral als de tulpen bloeien.... Daartussen het zilveren lint van de sloten.... Let U eens op die sloten! Ze verdelen het land in vrij regelmatige stukken.... zou het waar zijn, dat „in de oude tijd” elke boerderij veertig bunder groot was? Het heeft de schijn, want als we het nagaan, dan staat op elke hoek van zo'n groot stuk een boerderij, een „plaas” zeggen wij.... of er heeft er vroeger een gestaan.... Er zit dus wel enig systeem in de aanleg van die sloten en de verdeling van de grond.... Wat zijn die sloten oneindig lang, van hier tot ver achter de Streek! Hier moet wel „volgens plan” gewerkt zijn.... maar volgens welk plan dan? Wie was de ontwerper.... wie heeft het eerst op papier deze lange lijnen getrokken.... welke grote waterbouwkundige was dit.... ver voor Leeghwaters tijd?
Want deze sloten moeten al heel oud zijn! Was het de Roomse geestelijkheid die dit plan ontwierp? Want in de middeleeuwen was hier alles nog rooms.
Toch niet! Dit is niet het werk van één man. Hier hebben
geslachten aan gearbeid, met moeizaam, echt Westfries koppig volhouden, stukje voor stukje, steek voor steek.... tot na eeuwen het werk gereed was: een vruchtbare polder, doorsneden door talrijke waterlopen!
In een heel ver verleden is de weinige bruikbare grond nog communaal bezit. Het vee graast in de gemeenschappelijke weide, de „miensker” (meenschaar). Wanneer dit communaal bezit door het privaatbezit, het „eigenerf” vervangen is, is niet met een enkel jaartal aan te geven.... Ook hier een geleidelijke ontwikkeling. Maar de uitbreiding van het inwonertal brengt de behoefte aan meer land.... Er moeten weiden zijn voor het vee.... een enkel hoogliggend stuk land kan geschikt gemaakt voor graanbouw....
Het is de drang, die ten grondslag ligt aan het ontstaan van de sloten. „Opstrekking van de heerde” noemt men dat. De „heerden”, d.w.z. de boerenplaatsen, worden op regelmatige afstand ggbouwd langs de hoofdweg. de „gouw”, in de meeste gevallen een waterweg, omdat verkeer te water eerder mogelijk is dan verkeer te land.... Zowel het vee als het hooi wordt te water vervoerd. Achter elke heerde ligt het land, nog in „maagdelijke” staat.... (om een geijkte term te misbruiken). Een heel klein deel van dat land is nog,maar voor beweiding bruikbaar.... de rest is nog woest en kan slechts door ontginning bruikbaar gemaakt worden....
Het is het dorpsbestuur, dat dit alles regelt „bij keur”. d.w.z. door politieverordening. Wie eigen erf begeert, is verplicht „Heyninghe te winnen”, d.w.z. zijn erf af te scheiden van dat van zijn buurman.... niet door een heining van ligustrum of door prikkeldraad, maar door een behoorlijke sloot. Hoe, wijd en hoe diep zullen schout en schepenen wel bepalen. Hij kan dus beginnen met door het woeste land een rechte sloot te graven.... Zo komt de sloot klaar, zo komen alle sloten klaar en schout en schepenen schouwen het gemaakte werk. Als het niet naar genoegen is, kan de betrokkene het beter overdoen.... liefst wat vlug ook.... of het wordt op zijn kosten door de overheid afgemaakt. De boeten zijn niet mals in deze tijd!
Behalve als „heyninghe” en als vaarsloot dienen de sloten ook als „waterberging”. Daardoor wordt steeds meer land als weiland bruikbaar.... tenminste in de zomermaanden. Want in de wintertijd is de toestand nog steeds hopeloos: de waterafvoer kan slechts langs natuurlijke weg plaats vinden en voor de kleine treksluisjes blijft maandenlang een massa water staan....
Daarbij komen nog de menigvuldige watervloeden! Talrijke vloeden worden in oude kronieken genoemd.... meestal aangeduid door de namen van de kalenderheiligen: Sinte Marcellus.... Sint Gallen.... Sinte Jeroensdach....
Door het knoeiwerk aan de dijken.... uit verkeerd
sociaal begrip....? uit misplaatste zuinigheid....? uit bittere armoe....? komt het menigmaal tot doorbraak.... het zoute water golft weer de polder binnen en bederft de landen, die weer maanden achtereen blank staan..... tot zwaar ongerief van de boeren....
Omstreeks
1400 komen de eerste watermolentjes! Een geweldige omkeer!
Een triomf der techniek! Eindelijk zal dan de boze waterwolf bedwongen kunnen worden....! Op 1 Juli
1423 krijgen de steden Enkhuizen, Bovenkarspel, Grootebroek, Lutjebroek en Westwoud van Hertog Jan van Beieren het recht om binnen een bepaald gebied molens te stichten....
In
1452 verrijzen de eerste molentjes bij Enkhuizen.... ongeveer waar nu het kerkhof ligt....Het zijn nog lichte molens, want de aannemer verbindt zich ze weer overeind te zetten ingeval ze bij een storm om zouden waaien.... Kleine standertmolentjes, die maar op één windrichting geplaatst kunnen worden en dat is natuurlijk west! Molens met draaibare kap komen pas veel later.... Molentjes met een geringe capaciteit, die maar weinig water per dag kunnen uitslaan.... maar, laten we het werk onzer vaderen niet met onze maten meten.... hier is een triomf behaald.... hier is een eeuwenoude erfvijand bedwongen.... de mens dwingt de natuur naar zijn hand! Feitelijk ligt hier het begin van onze polder het „Grootslag”! Er komt meer land droog.... de heerde strekt zich steeds verder op.... van de Steede Broec tot aan de Noorderdijc.... het land krijgt meer waarde.... het wordt beter bewoonbaar.... het wordt hier goed wonen Aandijck! Hier groeit een geslacht van stoere werkers.... van onversaagde vechters tegen de waterwolf.... vrije Westfriezen in een vrijgevochten land....!
Niet alleen binnendijks wordt land gewonnen. Indertijd zijn (uit zuinigheid?) grote stukken land buitengedijkt en ook die worden nu aan de zee betwist!
Nog voor Enkhuizen stadsrechten kreeg (1355) was daar reeds een grote buitenpolder, de latere „Immerhornpolder”. Bij Wervershoof wordt in de 14e eeuw de „Heer Huigenkoog.” (nu de Kagebos) bedijkt.... Op 25 September 1415 staat Willem VI zijn goede luiden die in Kathoirn gelandt zijn (d.w.z. die hun land in de Kathoek hebben) toe het land tot een korenland te bedijken....
In 1448 geeft Filips van Bourgondië zijn ondersaten verlof een „Uitlandt” van circa 80 morgen te bedijken tussen Kathoek en Reyngersvliet.... Dit poldertje bestaat nog in 1513... maar de watervloed van 1570 verzwelgt het.... de jeugd van nu zwemt lustig op de plek waar eens koren ruiste....
Op oude kaarten zien we de Kathoek aangeduid als „Pieter Neefsberg” en de doorbraak van 1570 als het „Bergerweeltje”.... Een „weel” of „waal” is een diepe kom aan de binnenkant van de dijk, waar eens het water wielend en kolkend door de doorbraak stortte. Zo'n wiel is niet dan met grote kosten te dempen en daarom legden onze vaderen de nieuwe dijk er eenvoudig omheen....
Een dertig jaar terug was dat nog best na te gaan: zo'n „kuil”,was er bijv. waar nu het Betonpad ligt, verder twee tussen de Bakkershoek en de Middenweg en een voorbij de Bakkershoek in de „Grootebroeker inlaag”, nu de binnendijk van de Proefpolder. Deze kuilen zijn na de storm van 1916 met zand gedempt en daarmee is weer een herinnering aan de strijd van onze vaderen tegen het water verdwenen....
Enorme offers aan inspanning en geld heeft deze strijd gekost: in 1514 moesten die van Grootebroek „up elke mergen land onderhouden 18 roeden zeedijcx, noch up elcken mergen 2 roeden indijcx, alle welke dijckaigen jaerlicx bedraegen upten mergen deen jaer duer tandere 25 stuvers....” enz.
De gemiddelde waarde van het land was toen 35 gulden per morgen en de huurwaarde 3 gulden.... Juist in dat jaar werd het land geteisterd door de vreselijke storm op Sinte-Jeroensdach.... het oude lied....
Met de vijfde sprong zijn we midden in de Gouden Eeuw: