» Historie » Met sprongen door de Andijker Historie » Hoofdstuk 10 » 78-99
WIE weet nog hoe?, staat er op het Keern....
en de kroegbaas, die in 1847 daar een nieuwe herberg laat bouwen, heeft wel reden tot die
vraag! Een erbarmelijke tijd ligt achter hem.... Een arm land.... een koning die alles en
een volk dat
niets, te zeggen heeft.... Een enorme schuldenlast. in 1843 gestegen tot
2200 millioen met een rente van 34 millioen.... De rijken zorgen eerst voor zichzelf. Ze
richten in 1824 de Nederlandse Handel Maatschappij op, die hen 4½% rente waarborgt en na
enig verlies in de eerste jaren, weldra grote winsten oplevert.... In 1830 stelt de
Gouverneur-Generaal Van den Bosch het Cultuurstelsel in.... het Javaanse volk wordt
uitgemergeld.... wat hindert dat?.... rijke winsten vloeien naar het
„Moederland”.... en verdwijnen in de zakken der aandeelhouders.... Het eigen
volk verkommert in honger en ellende.... duizenden hebben geen werk.... geen brood....
geen huis.... Het volk vervalt tot pauperisme.... het wordt een volk van bedelaars.... er
wordt geroofd en gestolen.... Op de Veluwe wonen hele kolonies van dat bedelvolk bij
elkaar in hutten van stro. ... er worden klopjachten gehouden, niet op wild.... maar op
mensen.... Wat, mensen.... ? Rovers en dieven, te lui om te werken! Dit kan zo niet langer
blijven.... hier moet iets gedaan worden....
Er
wordt iets gedaan! de Maatschappij van
Weldadigheid wordt opgericht. Allen mogen nu werken, mannen, vrouwen en kinderen! Arbeid
adelt immers.... Weldadigheid wordt het slagwoord van deze tijd.... het dichtvuur raakt er
door ontstoken....: de aalmoes.... de berusting en de weldadigheid worden om het hardst
bezongen.... In een zalverig vleiend gedicht: „Aan een Christen Rijke” door M.
C. van Hall is een enkele regel bijzonder tekenend: „Een schaam'le kinderschaar omringt u allerwegen.”
Weldadigheid.... maar het is een weldadigheid
van soep en oude kleren! Geen opheffing van de schrikkelijke nood, maar leniging....
lenigjes-aan, dan breekt het lijntje niet.... Bedeling hier en daar en overal.... Ja, in
bedeling hebben ze het ver gebracht: in 1847 wordt
eenzesde van het
Nederlandse volk „bedeeld”.... 155 bedeelden per 1000 inwoners! Zoveel ellende
kan niet bestaan.... de revolutie
moet komen! En de revolutie komt.... 23 Februari
1848 breekt zij uit in Parijs....
Hoe leeft Andijk in deze jaren....?
1841 is
een vreselijk nat jaar.... zware wolkenzomen spreiden onophoudelijk een regengordijn over
de lage landen en de boeren kijken bezorgd naar het noordwest, dat maar niet oplichten
wil.... Het Padland op Krimpen ligt onder water.... de bewoners kunnen hun huizen alleen
over planken bereiken.... Verder om de Oost is het nog erger.... de molens op de molenkolk
kunnen het wassende water niet aan.... de weiden liggen dras.... het hooi verrot op het
veld.... straks drijft het weg....!
Het polderbestuur van het „Grootslag”
neemt geen halve maatregelen: de molens moeten verbeterd worden! Men neemt proeven met een
horizontaal scheprad.... gebaseerd op middelpunt vliedende kracht.... maar dat is een
mislukking. In 1841 wordt een molen te Broekerhaven ingericht met schuinstaande vijzel, in
1842 zijn er in het Grootslag al drie van dit systeem voorzien.... In totaal zullen er
dertien molens in deze polder, allemaal bovenkruiers, d.w.z. de kop met de wieken kan op
elke wind gedraaid worden.... Wat een verschil bij de standertmolentjes van 1452!
„De lustige wind is molenaars vrind,
Hij maakt er zijn molen aan 't draaien....
Zijn molen aan 't draai-en.”
De Andijkers zien graag die lustig draaiende molens daar op de hoge molenkolk! Met z'n vijven malen zij in korte tijd de kolk vol en bij gunstig tij kan er flink gespuid worden. Zo komen de natte landen weer droog.... want er is behoefte aan land, aan weiden voor het vee, maar meer nog aan bouwland. Vanwaar deze landhonger? Zijn de tijden dan niet slecht....? Zeker, maar juist daarom! Andijk groeit: in 1812 waren er 1160 inwoners, in 1840 zijn het er 1456.... Dat is 300 mensen meer op dezelfde grond.... die moeten ook eten! Het is de, kleine man, die naar bouwland vraagt. Een boerenplaats kan hij niet kopen.... geld voor een veebeslag heeft hij niet.... elke koe moet toch zijn bunder land hebben.... maar bouwen kan hij op enkele akkers! Dlt land is goed, het is vruchtbaar, het kan nog beter gemaakt worden, er zit modder genoeg in de sloten! Hij werkt en ploetert tot Allerheiligen op de bouw.... dan stapt hij in de modderschuit en trekt de beugel tot de prut in zijn schuit bevriest....
Zo wroet de kleine man, hij bolkt en baggert en kruit in de wintermaanden zijn akkers
hoger en hoger op! Het werk is zwaar.... het is „huidegeld”.... het levert
slechts een karig stuk brood.... het hindert niet.... hij volhardt en het werk geeft hem
voldoening.... hij komt er.... hij is nu „eigen baas”....! Het is een koppige
Westfriese drang naar vrijheid en zelfstandigheid, die hem kracht geeft! Zo groeien de
akkers, de Ruthakkers, de Pachtakkers en hoe ze meer mogen heten.... De dikke boer gaat
niet zo gauw tot landbouw over.... hij houdt zijn land liever groen.... alleen als er een
gokje in zit, laat hij soms een paar bunder stropen....
Zo'n gokje zit er in Meekrap! De Zeeuwen kweken
meekrap al 150 jaar.... zij hebben er kapitalen mee gewonnen.... alleen op Schouwen wint
men er een miljoen per jaar mee.... dat moet hier ook kunnen! Is de Westfriese klei soms
minder dan de Zeeuwse? Jan Jonker en Pieter Schuurman pakken de zaak dadelijk flink aan:
ze halen de meekrap uit Zeeland en planten er bunders van uit.... In het voorjaar van 1859
klinkt het lied van de heiers in de Molenhoek: er wordt een nieuwe Meestoof gebouwd, een
flink gebouw in twee afdelingen, een „koude stoof” voor langzame en een
„hete stoof” voor snelle droging.... Hier worden de wortels van de meekrap
gedroogd, tot ze hard genoeg zijn om naar de verfmolens te gaan.... Want dit is de waarde
van meekrap: er kan een prima verfstof van gemaakt worden om katoen mee te verven in
diverse dessins: rood.... oranje.... geel.... De textiel-industrie, die in Twente snel
omhoog komt, kan er enorm veel van gebruiken!
De overige Andijker bouwers kijken wat wantrouwend naar het uitheemse gewas met de
vierkante, behaarde stengels, de stervormige blaadjes en het geelgroene bloemscherm, dat
in Juni begint te bloeien.... Afwachten wat dat wordt! De Jonkers en Pieter Schuurman zijn
vol vertrouwen....
Eilacie.... het is een korte vreugd. Omstreeks
1860 nemen geleerde chemikers laboratoriumproeven.... Zij distilleren uit petroleum een
nieuw product, dat zij „Aniline” noemen, naar de anyl (indigo), waaraan zij hun
ontdekking danken. Het is een vies, stinkend goedje en het is zwaar vergif!.... maar het
is uitmuntend bruikbaar om er textiel mee te verven.... Een nieuwe Farben-Industrie
verrijst.... Aniline verovert de wereld! De meekrap heeft afgedaan....
de kwekers kunnen hun planten wel omhakken.... wèg het geïnvesteerde kapitaal ... weg de
reusachtige winsten in de toekomst.... Die herfst staat de Meestoof leeg.... en blijft
leeg staan, lange jaren.... Andijk is weer een ervaring rijker.
Heel wat minder emotioneel is de zaadbouw. Met
„zaad” wordt tevens graan bedoeld en dit wordt hier en daar op de hoge akkers
geteeld. Het is alles kleinbedrijf, geen onafzienbare graanvelden.... slechts akkers van
honderd, of tweehonderd roeden, hoogstens een half bunder.
Stel U de moeiten van Uw voorvader eens voor:
Daar staat hij op zijn hoge akker, een uur varens van huis, in
de blakerende zonnehitte onder Gods wijde hemel en slaat zijn graan uit.... Bosje voor
bosje beukt hij op de ijzeren plaat voor hem, die hij op een paar schragen gelegd heeft
„terfsmijten” noemt hij dat.... en hij timmert er op dat de korrels in het rond
spatten!
Het is moeizaam en eentonig werk.... maar hij ploetert door.... een uur.... een dag....
dagen achtereen.... Als dan tenslotte kaf en koren zeer zorgvuldig gescheiden zijn, kan
hij zijn oogst te Hoorn of te Enkhuizen markten. Het resultaat is pover.... de prijzen
zijn laag: drie tot vier gulden per
m u d !, en wat moet er voor een mud niet gebeuren....
Rekent U maar na: tien mud per honderd roe is een beste oogst.... dat wordt hoogstens....
veertig cent per roe! Het is maar goed, dat er ook andere producten zijn, die wat meer
opbrengen. Daarom verbouwt de Andijker bouwer ook specerijzaden, zoals mosterd, karwij,
anijs, kervel of dille.... Mosterdzaad wordt vermalen voor tafelgebruik en de apotheker
verkoopt mosterdpleisters, die zo goed zijn als blaartrekkend middel.... Van de karwij
maakt men kummel, wat een heerlijke drank moet zijn en de kaasmakers gebruiken het zaad
als komijn voor hun kaas.... Uit anijszaad wordt olie geslagen om er anijskoekjes van te
maken, die zo goed zijn in de winter om kou te verdrijven met hete anijsmelk....
De bouwers verdiepen zich daar niet verder
in.... zij bouwen omdat buurman het ook doet en omdat zoveel mud van 't honderd een
redelijke bouwer! geeft. Waar het allemaal heen moet laten zij aan de handel over.... die
lui moeten maar weten waar ze er mee belanden.... De handel weet dat ook.... en als ze het
niet weet, zoekt zij nieuwe wegen. Het is de
handel, die de zaadteelt stimuleert
Als pionier van de zaadhandel mag hier met ere
genoemd worden: NANNE Jansz. GROOT. Hij is geboren in 1771, zoon van Jan Nannesz. Groot en
Aafje Pieters' Boeyer. Zijn vader is een kleine bouwer, die jaren achtereen een akker
huurt van de diaconie.... In 1799 trouwt Nanne. Zijn vrouw komt evenals hij uit de kleine
burgerij. Lijsbeth Jans' Kort heet zij, dochter van Jan Teeuwisz. Kort en Eisje
Jacobs'.... Een flinke vrouw, deze „Lijp Kort”!
Achttien kinderen brengt
zij groot in een uitermate moeilijke tijd. Vader Nanne krijgt een zwaar gezin en het is
zeker noodzaak, dat hij wat meer dan gewoon inbrengt.... Wanneer hij met zijn zaadhandel
begonnen is, weten we niet precies, maar in de patentenlijst voor 1813 heet hij reeds
„Grainier”. In de zomer kweekt hij zeer zorgvuldig zijn groentezaden.... want
hij is een secure baas....
In de wintermaanden maakt hij daar pakjes van en stapelt ze
netjes in de hoge „kiep”.... een draagkorf aan leren riemen...., Allerlei
soorten gaan er in: spinazie, radijs, knollen, wortelen, uien, enz. Dan gespt hij zich de
kiep vast op de schouders en trekt er op uit: de zware mand op de rug en de
„goedendag” in de hand.... er zwerft soms ruig volk bij de weg! Zó komen. de
„kiepenkerls” uit het Münsterse heel naar West-Friesland.... met hun baaien en
greinen en hun blauwe kousen in de kiep.... (een
manufacturier heet nu nog een „kousepoep”).... zo trekt vader Nanne naar
Holland en Utrecht.... In 1815 heeft hij reeds relaties in Haarlem, hij heeft het in
zijn zakboekje genoteerd.... en die relaties breiden zich nog steeds uit....
Dan gespt hij zich de „kiep” vast op de schouders en trekt er op uit
Hier worden grondslagen gelegd! Nazaten van
Nanne Jansz. Groot zullen eens de Westfriese zaden uitdragen tot in de verste uithoeken
van de wereld.... Sluis seeds, known the world over....!
Vader Nanne heeft daar nog geen weet van....
hij werkt ijverig aan zijn kleine handeltje.... Weldra zal hij „Bub-Nanne”
heten.... hij wordt vele malen grootvader.... hij Wordt stamvader van een belangrijk
geslacht.... De zonen komen in de zaak en nemen het reizen van hem over.... Elke winter
trekken zij er op uit en bewerken serieus een provincie.... soms ook twee....
Als in 1855 „Bub-Nanne” sterft, zet
Lijp Kort een advertentie in de „Opregte Haarlemmer Courant”:
„Heden overleed na een langzaam verval van kragten in den gezeegenden ouderdom van 83 jaren en ruim 6 maanden Nanne Groot in leeven koopman en teelder in tuinzaden. Ruim 55 jaren was hij voor mij een dierbaare Egtgenoot en zorgende vader over 11 kinderen, 12 behuwdkinderen, 56 kleinkinderen en agterkleinkinderen.
Andijk, prov. Noord-Holland, 10. Maart 1855. Lijsbet Kort, wed. Nanne Groot.
Algemeene en eenige kennisgeving.
De affaire zal door de kinderen op denzelfden voet worden voortgezet.”
Naïef dat laatste regeltje.... maar,
adverteren is duur en.... zuinigheid.met vlijt, nietwaar?
„Op dezelfde voet”.... Ze moest eens
weten, hoe die voet in latere jaren uitgegroeit tot de voet van een reus, die met
zevenmijlslaarzen over de wereld gaat....! Maar in 1855 is het zover nog niet. De zonen en
zwagers verdelen het afzetgebied. leder krijgt zoveel mogelijk de provincies, die hij zelf
bereisd heeft. Pieter Sluis krijgt Gelderland, Overijssel en Zeeland.... Pieter Groot
krijgt Friesland en Groningen en Simon Groot Noord- en Zuid-Holland.... Willem Groot
vestigt zich te Enkhuizen.
Omstreeks 1855 wordt dus ongeveer heel
Nederland bereisd. Geëxporteerd wordt er blijkbaar nog niet. Het is alles nog
binnenlandse handel en vaak nog erg primitief. Pieter Sluis kan zelf niet eens
schrijven.... zijn vrouw, Aafje Groot, voert de hele correspondentie en administratie! Bij
zijn overlijden gaat de zaak over aan zijn zonen Nanne en Jacob Sluis...., De oudste,
Nanne, is een „kwaad rokje”, d.w.z. een echte durfal.... Als jongen van
zeventien is hij bij een oom te logeren, „te „warskip” zeggen de Andijkers.
Daar ziet bij achter de deur een geweer hangen.... een
echt geweer! Zijn vingers
jeuken! Zou je daar echt mee kunnen schieten? Hij stilletjes met het geweer achter de dijk
en.... pang!, de lading springt terug en de onfortuinlijke schutter moet het zijn verdere
leven met een hand doen.... Misschien is het daarom, dat hij in de zaadhandel raakt, omdat
hij met één hand op de bouw toch maar weinig uitrichten kan.... Hij trouwt 10 April 1862
met Marijtje Schuurman, dochter van Jan Schuurman, een welgestelde boer. Reeds in het
eerste jaar van zijn trouwen gaat hij naar Engeland, hoewel hij geen woord Engels
verstaat....
Hier begint de export van Westfriese zaden, die in latere jaren zo'n geweldige
vlucht neemt!
Tot hiertoe is de zaadteelt te Andijk nog van
beperkte omvang: tot 1864 schommelt het steeds om de 20 bunder.... in '66 loopt dat op tot
zeventig bunder alleen aan tuinbouwzaden.
Op 1 Juli 1867 wordt te Andijk de firma SLUIS &
GROOT opgericht door Nanne Sluis Pietersz. en Nanne Groot Simonsz., die weldra zwagers zullen zijn.
Op 25 April 1868 trouwt Nanne Groot met Antje Schuurman. Acht jaar later treedt ook Simon Groot Simonsz.
in de zaak. Hij trouwt met Grietje Schuurman, zodat het „driemanschap” door hechte familiebanden
verbonden is.... Deze drie heren brengen de zaak tot grote bloei. Nanne Sluis is de baas over de bouwerij en dat gaat best,
want hij kan goed met zijn volk opschieten! De heren Groot drijven de handel....
voornamelijk in koolzaad. Dit is niet het koolzaad, dat in de grote polders bij bunders
tegelijk verbouwd wordt (reuvekool), maar het zaad van sluitkool. Vooral witte kool,
„Brunswijkers” en „fijne witte” zijn specialiteiten van de firma. Het
bedrijf is zeer lonend, want als de „stullen” last krijgen van „zwart
worden” en het nodig blijkt ze in smalle rijen langs de waterkant te plaatsen, laat
Nanne Sluis eenvoudig enkele stukken land aan smalle akkers sloten.... Het verlies aan
land weegt blijkbaar niet op tegen de enorme winsten, die er met koolzaad te behalen zijn!
En als Nanne Sluis zoiets in zijn hoofd heeft, gebeurt het ook.... en spoedig! Behalve
koolzaad wordt er door de firma zelf en door familie en kennissen ook ander zaad geteeld,
bijv. van wortelen, sla, peterselie, selderie, uien, enz....
Tot 1 Juli 1868 is ook Jacob Sluis, de broeder
van Nanne, in de zaak. Jacob wil dan liever afzonderlijk handelen en de broeders verdelen
het operatieterrein.
Ze knippen de wereldkaart door, of ze Fürst Bismarck in eigen
persoon zijn: Jacob krijgt Duitsland en Nanne heel Oost-Europa met Rusland en wat er
verderdp nog mag liggen.... Zo bewerkt ieder een stuk van de wereld.... (van Andijk
uit!).... en beiden hebben succes. Jacob Sluis associeert zich met zijn jongere broeder
Joost en samen stichten zij de bekende firma Gebroeders Sluis.... Beide zaken zijn nog
klein, het zijn eigenlijk meer gewone bouwers met een handeltje er bij.... maar die handel
breidt zich steeds meer uit. Sluis & Groot hebben een boekhouder-correspondent
nodig.... ze krijgen er een.... hij komt heel uit Almkerk en heet Gerrit Struik....
„De klerk” noemen de Andijkers hem en groot is hun
verwondering als reeds spoedig daarna een tweede klerk zijn intree doet.... „Sluis en
Groot hêt nou al twei klerke!”.... Maakt U zich overigens van het
„kantoor” der firma geen al te weidse voorstelling: het is maar een gewoon
kamertje in een hoek van het huis, waar Nanne Sluis tot 1872 woont.
Ze knippen de wereldkaart door
In dat jaar verhuizen Sluis & Groot naar
Enkhuizen.... Het is een hele opschudding in het stille dorp, want de firma neemt haar
personeel mee naar de stad.... Daar zijn nieuwe en grotere mogelijkheden.... daar zijn
havens en schepen.... daar is het eindpunt van de straatweg, die de stad met de wereld
verbindt.... De spoorweg is er nog niet.... dat zal nog wel verscheidene jaren duren!....
het naaste station is nu.... Noord-Scharwoude!
Zes jaar later trekken ook de gebroeders Sluis
van Andijk weg. Zij vestigen zich in het Westeinde van Enkhuizen, iets ten westen van
Sluis & Groot.... en in de herfst van '78 rijden de zwaarbeladen wagens van de firma's
over de straatweg door de Streek en brengen de Westfriese zaden naar Noord-Scharwoude,
waar de spoorlijn de verbinding met de wereld onderhoudt....
Intussen is te Andijk nog een derde zaadhandel
gegroeid.... eigenlijk is het de oudste. Want reeds in de „Franse tijd”, om
precies te zijn op 19 September
1811, verkoopt Dirk Rood te Andijk een zak knollenzaad
aan Jan Schoof te Lutjebroek en daarvoor moet hij 1 franc aan impost betalen.... (Het
„billet” wordt als oudste document nog door de firma Rood bewaard.) Jammer
genoeg is er van de verdere manupulaties van Dirk Rood Sr. niets bekend.... tot 1844. In
dat jaar failleert te Enkhuizen de zaadhandelaar Bolten evenals Dirk Rood een
katholiek.... „De een zijn nood - de ander zijn brood”.... Pieter Rood Dirksz.
is een van de voornaamste crediteuren in het faillissement-Bolten.... veel activa zijn er
niet.... dus neemt Pieter Rood de klanten maar over.... De zaak Bolten verdwijnt en in 1 8
4 5 wordt te Andijk de firma P. Rood opgericht. Pieter Rood gaat op reis hij bereist
Nederland in vrijwel dezelfde jaren als Nanne Jansz. Groot en zijn zonen en evenals zij
werkt hij provinciegewijs: 1844 Noord- en Zuid-Holland, 1846 Utrecht, 1847 Overijssel. Zo
groeit deze katholieke zaak in het protestantse dorp. „De Rôde” hebben een
goede naam: het zijn uiterst punctuele, secure en betrouwbare lui en daarom hebben zij het
volle vertrouwen van vele protestantse tuinbouwers. Daar komt nog iets bij. Sluis &
Groot en „Gebroeders” zijn „fijnen”.... en „grof” en
„fijn” zijn als water en vuur in deze tijd! De „grôve” tuinbouwers
willen geen zaad telen voor een „fijne” firma.... Het is fout, maar het is
zo.... en de Rôde danken er mee hun succes aan....! In 1865 wordt de firmanaam
(officieus) gewijzigd in: „P. Rood & Zoon”. Dan begint ook de export, Gerrit
Rood reist in 1865 naar verschillende plaatsen in Duitsland, in '67 naar Zuid-Duitsland en
Oostenrijk en in '68 naar Noord-Duitsland en Sleeswijk-Holstein. Hij is dan nog
„reiziger in loondienst”.
Al deze reizen worden ondernomen van Andijk
uit.... en dat wil wat zeggen! De spoorlijn is nog niet tot Enkhuizen doorgetrokken....
dat komt pas in 1885.... en het naaste station is dus.... Noord-Scharwoude! Hulde aan deze
pioniers, die in een tijd van postkoets en trekschuit zulke reizen durven ondernemen....!
Hoe primitief is nog alles! „De Rôde” zijn maar gewone bouwerlui en ze wonen in
twee boerenhuizen in de Bakkershoek.... Als Gerrit Rood op reis gaat, heeft hij een zwart
„frontje” voor en hij neemt een klein koffertje mee. Daar zit een wit frontje
in,en als hij, straks in Enkhuizen komt, zal hij zwart.en wit wel verwisselen.... Zo gaat
mijnheer Rood toch deftig op reis! Dat moet wel zo, want anders zullen zijn klanten op
Andijk zeggen: „Wat, wordt die Gerrie Roôd toch grôôsk, zommaar 'et wit voor
midden in de week!”
In de jaren rond de Frans-Duitse oorlog
(1870/'71) wordt niet gereisd en daarna wordt het oog meer op het binnenland gericht.
Gerrit Rood bereist in 1872 Groningen, '73 Drenthe, '74 Zeeland en Noord-Brabant. Het
volgende jaar wordt de firmanaam
officieel vastgesteld als: „P. Rood
& Zoon” bij acte verleden voor notaris Nijhoff te Enkhuizen. Pas in 1897 wordt de
zaak verplaatst naar Bovenkarspel....
Met eerbied en bewondering gedenken wij deze
voortrekkers! Zij zijn in latere jaren meer verguisd dan vergood.... in stilte en soms
openlijk vervloekt.... het was niet alles edel, wat zij deden.... het zij zo.... zij
hebben ieder voor zich een belangrijk deel bijgedragen tot de bloei van ons gewest.... ook
en vooral in moeilijke jaren! Het was hun persoonlijke invloed, die de zaadteelt
stimuleerde en hun persoonlijke moed, die uitwegen zocht voor heel het volk in benauwende
tijden....
Toch is in de zeventiger jaren de tuinzaadteelt
niet het belangrijkste. De grootste oppervlakte wordt nog steeds met landbouwzaden
bezaaid. Het zijn mosterd en karwij, die de boventoon voeren. Vooral karwij.... waar zo'n
heerlijk gokje in kan zitten....!, waarvan de prijs schommelt van 9 tot.... 26 gulden per
mud! Geen wonder, dat men in de binnendorpen de Andijkers weldra de „kerwaaiwuders
van de Noordik” gaat noemen! Het is karwij en nog eens karwij! In de jaren na '70
bedraagt het areaal pl.m. 200 bunder, maar in '71 loopt dat op tot
driehonderdzesenveertig bunder!
Natuurlijk volgt een inzinking.... in '83 is de
teelt teruggelopen tot nog geen 120 bunder.... Maar in de herinnering van de bouwers leeft
deze „Gouden Eeuw” nog zeer lang na en in '86 is de 200 bunder reeds weer
bereikt. In Juli van datzelfde jaar komt de vreselijke „karwijstorm”.... een
nacht om nooit te vergeten! De sterkste huizen trillen op hun grondvesten.... zo gaat de
storm te keer....
achttien hozen worden er geteld en de volgende morgen ligt de karwij
her-en-derwaarts verspreid.... Een groot deel is in de sloten terecht gekomen.... zelfs op
het buitenland ligt karwij.... mogelijk is een deel naar Friesland afgedreven! Een
schadepost, die nog lang heugt....! Na '90 neemt de karwijbouw af.... om zich niet weer te
herstellen. Andere producten nemen haar plaats in en daarvan is de vroege aardappel zeker
de belangrijkste.
Meer dan een eeuw zijn hier reeds aardappelen
geteeld.... 20 Mei 1770 levert Meindert Groen reeds aardappelen aan de diaconie....
Sindsdien zijn er steeds aardappelen verbouwd, zij het dan ook in geringe hoeveelheid. Tot
1867 is het nooit veel meer dan 30 bunder per jaar geweest.... maar dan begint de teelt te
stijgen. In '71 is de 80 bunder bereikt en nog steeds wordt de teelt meer uitgebreid....
De afzet wordt gezocht in de nabije steden: Enkhuizen, Medemblik en, last not least,
Hoorn.... waar een flinke groentenmarkt is op het Nieuwland. Daar komen de schuitjes uit
Andijk, uit de Streek en uit de Bangert bij elkaar met hun diverse last: Andijker muizen,
kool en wortelen uit de Streek en fruit uit de Bangert. Voor de Andijkers is het een lange
en zware reis:zeven uur bij stil weer of tegenwind en zes uur bij een gunstige zeilwind!
Dat is maar zelden, want in de Bangert kan het niet van de vele bruggetjes en om de Noord
niet van de vele rieten hekken.... Dat wordt dus zeven uur aan de kloet: eerst het zuiden
in tot Lutjebroek en dan steeds maar west op, langs de Tocht tot Westwoud en langs de
Westerwijzend tot aan het Bangerterrad. Daar moet de schuit over de weg getakeld worden en
daar hebben de schippers en hun hulpen gelegenheid eens „op te steken”. Daarna
maar weer verder, door de Bangert naar Hoorn.... De vaarders, („schipper”
is een wat weids woord) nemen vaak een opgeschoten jongen mee, die de lijn kan trekken in
de meest letterlijke zin of de schuit sturen als de vaarder dat baantje overneemt. Zo'n
jongen kost niet veel: we kennen het verhaal van de jongen, die van
„Luitjebroek” tot de Bangert v.v. de schuit getrokken had er, tegen wie de
vaarder bij de thuiskomst (de volgende middag) zei: „Koik zeun, hier heije een
dobbeltje, nou zei je moeder wel bloid kolke!”
Op de terugweg nemen de vaarders gewoonlijk
fruit uit de Bangert en bloemkool uit de Streek mee en maken zo een extra-winstje.
Overigens hebben ze dat „winst-maken” geheel aan zichzelf: ze krijgen de
aardappelen van de bouwers vol vertrouwen mee en wat ze uitbetalen moet goed zijn....
Misschien is dat ook wel goed en misschien
hapert er wel eens wat....Iedereen is er niet mee tevreden. Daarom wordt op 27 Januari
1882 bij Willem de Haas te Andijk opgericht de „Vereniging tot bevordering van de
landbouw en de verzending”. Lang niet alle aardappeltelers zijn er lid van.... de
nieuwe vereniging heeft slechts 45 leden en het is lang geen botertje tot de boôm in de
eerste jaren! Het eerste boekjaar geeft een nadelig saldo van 500 gulden en het tweede nog
een van tweehonderd.... Maar de pioniers zijn ook hier weer uit het goede hout gesneden.
de voorzitter Pieter Sluis en de secretaris Jacob Tensen houden de kop er voor en laten
zich door wat tegenslag niet direct ontmoedigen.... Als in '83 de prijs naar hun zin te
laag is, laten ze 3000 zak aardappelen in kelders opslaan in afwachting van betere
prijzen. Het
wordt beter: het gaat met „Akkerbouw”, zoals de vereniging
verder genoemd wordt, steeds crescendo.... Er wordt zelfs afzetgebied buiten Amsterdam
gezocht. De bestuursleden reizen in '84 naar Muiden en Weesp, in '85 naar Utrecht en
Arnhem en in '86 naar Leiden, Den Haag en Rotterdam. Zo raken de „Andijker
muisjes” over het hele land bekend.... ja, het oog wordt op het buitenland gericht:
in '87 wordt de makelaar in Rotterdam opgedragen te zorgen, dat de aardappelen ook in
Duitsland komen! De teelt heeft weldra de 200 bunder per jaar bereikt! In '89 heeft de
vereniging 144 leden, dat is in 7 jaar 100 leden gewonnen!
De vaart op Hoorn vermindert bij de dag.... de
vaarders brengen de aardappelen nu naar Broekerhaven, waar ze worden verscheept naar
Amsterdam. Voor 65 gulden per week heeft schipper Davidson dat aangenomen....
Voor de piepers in het schip gaan worden ze gekeurd en dat doen de bestuursleden zelf. Ze
krijgen daarvoor een vergoeding van.... 70 cent per dag! Daarvoor moeten ze al vroeg uit
de veren, 's morgens om vier uur stappen ze in hun schuit en varen naar Broekerhaven. Een
vrachtje aardappelen nemen ze mee, dat spaart vaardersgeld uit! Dan houden ze de hele dag
toezicht op het overladen, tot pl.m. vier uur in de middag.... en gaan dan per schuit naar
huis terug. Veertien uur werken voor zeventig cent! Later wordt de vergoeding verhoogd tot
een daalder.... maar dat lokt oppositie uit: waarom moet zo'n bestuurslid een daalder
hebben, als een beste werkman achttien stuivers verdient....? Hoe genoeglijk rolt het
leven....
Intussen wordt alles op alles gezet om de teelt
zoveel mogelijk te vervroegen. Dat is een groot belang voor Andijk! We moeten hier klaar
zijn vóór de grote massa komt.... Als de polderboeren met hun grote vrachten komen, gaat
de prijs er af! Daarom vroeg, vroeg! Dat kan, want Andijk is voor de vroege aardappelteelt
bijzonder gunstig gelegen. De late nachtvorsten, die in het binnenland zoveel schade
aanrichten, zijn hier veel lichter, omdat de lucht hier vochtiger is.... Daarom kan het
poten hier al beginnen „op de zes weken”, d.w.z. 6 weken voor Mei. Eerder gaat
het niet, het gevaar voor afvriezen is dan nog te groot en ook is de grond voor half Maart
nog te nat en te koud om enig gewas te krijgen.... Dat is het juist: zon en warmte moet er
komen! Daarom wordt alles gedaan om die warmte zoveel mogelijk te bewaren. Op elke 25
meter wordt een rieten hek geplaatst. Het bestuur reist naar Gelderland en koopt daar
wagenvrachten dennenslieten.... Uit zo'n lange kan een hekstok en een „aanbinder”
gezaagd worden en soms blijft nog een „stullestok” over. Het gaat om flinke
kwantums: in '85 worden door de vereniging gekocht: 6000 hektakken, 6500 slabonenstokken
en 31.500 stullestokken. Het bestuur koopt ook riet en teertouw en de bouwers maken in het
voorjaar zelf de rietmatten. Ze schieten het korte riet er uit en spreiden het overige op
de vloer van de schuur over twee scheringen van teertouw.... Het overblijvende touw wordt
op stokjes gehaspeld en dan naaien ze met een grove kettingsteek het riet op de scheringen
vast. Een kleverig werkje!
Dan volgt het hektakkenpoten: keurig in de rij,
drie voet van elkaar, allemaal iets schuin naar binnen en van boven allemaal even hoog
worden de hekstokken in de grond gezet.... een schering van ijzerdraad gemaakt en de
matten uitgerold.... Aan de kanten worden nog „vleugels” gemaakt van kortere
stokken en korter riet.... Dan is het doel bereikt: warmte vangen en wind keren! De koude
noordewind zingt een eentonig zingzang door het riet.... het mag niet hinderen.... aan de
zuidkant hangt een zwoele warmte en de piepers worden letterlijk
„klaargestoomd”.... vooral als de poters vooraf nog met trammest of compost
overgezet zijn.... Ook aan de poters wordt bijzondere zorg besteed.... het pootgoed wordt
regelmatig ververst.... heel uit Saksen women „gelbe sechswochen-kartöffeln”
gekocht om maar frisse poters te hebben. Vooraanstaande bouwers als Willem Groen en
Willern Singer nemen selectieproeven.... ze schieten de beste stammen uit.... ze sorteren
hun poters op grootte.... ze nemen proeven met doorgesneden poters.... ze brengen de teelt
vooruit! De ouderwetse bouwers lachen daar wat om.... het is altijd goed gegaan, vader
pootte ook altijd kriel.... allemaal kouwe drokte die „seleksie”.... Maar weldra
zullen ze begrijpen, dat het zo
moet, want Willem Singer c.s. zijn de anderen ver de baas....
Dan komt de rooitijd.... „Pieter Grôôt
spit al een kwart uit de hekstreep!”
Een fleurig gezicht die eerste kwartmandjes:
een flinke kop van gele aardappeltjes er op met een netje er op, van boven netjes
vastgestrikt op een bosje fris-groen aardappelloof.... De eerste halfmudsmanden evenzo,
beide voorzien van het verenigingsmerk: de driehoek met de stip er in, het alziend
Godsoog! Zo gaan ze naar Broekerhaven en door de keur! Want er zijn er, helaas,die
onder deze fraaie tooi rommel durven verbergen: zieken, aangestokenen, halven, groenen of
wat nog erger is: „modder”. Die raken onherroepelijk in de keur, want de
Calvinistische keurmeesters zijn streng rechtvaardig! De bekeuring wordt op het
leveringsbriefje aangetekend en als de geldbezorger met zijn leren tas binnen komt is dan
ook zijn stereotiepe vraag: „Was je nag in de keur ok?” Zo ja, dan wordt van de
uitbetaling een vast bedrag gekort.... Dat eerste vroege-aardappelgeld, wat een uitkomst!
Hoe lang is er reeds op gewacht! Het weinige geld, dat de Kerstuitbetalingen van de
zaadfirma's bracht, is bij de arme bouwertjes al lang weer op en ze poffen dan maar
„weer op de vroege piepers af”. De rekeningen van bakker en kruidenier lopen
schrikbarend op van Maart tot half Juni.... de vroege aardappelen moeten uitkomst brengen!
O wee, als die teelt een mislukking is! Want dat kan ook.... het zijn de nachtvorsten, die
in één nacht alle hoop kunnen neerslaan.... Die nachtvorst is een zeer grimmige vijand:
één zo'n kouwe snerk kan alle zorg nutteloos maken! Eén zo'n nachtvorst.... dat
betekent een halve oogst.... kans op ziekte.... veel kriel.... lage prijzen en dergelijke
angstfantomen meer.... Eén zo'n nachtvorst.... wat een mistroostig gezicht: 's avonds
tevoren een welige baan met glans op het loof.... en de volgende morgen alles zwart en
verflenst.... Is daar nu niets aan te doen? Toch wel: onze bouwers hebben bemerkt,
dat nachtvorst de meeste schade doet bij ijle lucht. Bij vochtige lucht vriest het minder.
De oplossing ligt voor de hand; de lucht zwaarder maken! Maar waarmee? Besproeien met
water kan niet, dat geeft ijzelvorming op de bladeren.... Eureka! Met rook zal het
gaan! Dus trekken ze er bij nacht op uit met vuurtesten en
komforen, die ze in de greppels plaatsen. Een veldersbuis over de schouders en dan maar
stoken.... tot een gelige walm over de velden trekt.... Zo houden ze althans de dure
hekstreep uit de vorst! „Altijt waecksaem”....
Er wordt vóór alles op
kwaliteit
gewerkt. Het bestuur koopt petroleumstellen, Original-Haller, en de bestuursvrouwen koken
proefmonsters, opdat de hoofdstedelingen toch maar vooral fijnsmakende Andijker muisjes op
tafel zullen krijgen.... Lange jaren gaat dat goed, maar het is tenslotte de export, die
de Andijker muisjes uit de markt dringt.... Het buitenland vraagt veel minder naar
kwaliteit.... de aardappelen worden er meer gebakken dan gekookt.... het is daar salat,
puree, potage en frité al wat de klok slaat en de Duitsers koken de aardappelen met schil
incluis.... Niet naar kwaliteit maar naar kwantum is nu de vraag. In de Streek worden
grove soorten op de wijde regel verbouwd, met bloemkool er tussen.... Nieuwe soorten komen
op de markt: Julimuizen, Wilde Duc, Koksianen, Ninetyfold.... De vaart op Amsterdam
vermindert.... Bovenkarspel wordt de markt! Honderden schuiten gaan daar dagelijks onder
de klok door.... Duizenden kilo's worden daar in de wagons geladen.... hijgend trekken de
zware Jumbo's de lange aardappeltreinen uit „de put”.... en in de stille
Julinachten daveren ze langs het glimmend spoor naar de Duitse buren.... De aardappelteelt
iis een massabedrijf geworden en Andijk heeft er een groot aandeel in.... Met gepaste
bewondering herdenken we de voortrekkers: Pieter Sluis, Jaap Tensen, Pieter Hasselman,
Willem Singer, Willem Groen en hoe ze verder geheten mogen hebben.... mannen uit één
stuk, die de kop er vóór hielden, ook in moeilijke tijden!
Andijk is een tuinbouwdorp geworden.... het
aantal inwoners neemt steeds toe.... het is meer dan verdubbeld sinds de stichting van de
gemeente Andijk in 1812.... er moet brood zijn voor veel monden.... Daarom wordt steeds
meer groen land gestroopt.... de veeteelt neemt zienderogen af.... het aantal koeien was
omstreeks 1850 nog bij de 1000....in 1890 is het tot 600 gedaald.... Bij elk
„versterf” wordt het land in kleinere stukken verdeeld.... op zo'n klein erf kun
je geen veehouder blijven.... de boerenzonen worden tuinbouwers. Het standsverschil
verdwijnt meer en meer.... dikke boeren worden zeldzaam.... hier groeit een werkend volk!
Er is behoefte aan huizen.... hele buurten worden bijgebouwd.... in de Kathoek bouwt men
op „Schokland” een hele rij tuindershuisjes, die nog geen duizend gulden per
stuk kosten.... Andijk groeit.... het ziet vol vertrouwen de toekomst tegemoet. De elfde sprong brengt ons in een nieuwe eeuw: