» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1981
» pagina 14-15
Al in de Jonge Steentijd bewerkten mensen hier de grond om er hun gewassen op te verbouwen. Deze
mensen waren zelfverzorgers, die hun eigen voedsel moesten produceren, naast wat zij nog konden buit
maken aan wild en vis. Het houden van koeien en schapen was hen toen al niet vreemd. Zo
ging het de eeuwen door, maar geleidelijk werden vlees, melk en boter en
kaas, evenals akkerbouwprodukten handelswaar, die geld gingen opleveren om
daarmee weer andere zakent die men nodig had en niet zelf kon produceren,
aan te schaffen. Dat waren dan bijvoorbeeld metalen voorwerpen aardewerk
en steengoed, textielprodukten en steeds meer andere voorwerpen, waaronder
ook sier. Zo is het ook in de polder "Het Grootslag" geweest.
Als men kaarten omtrent het gebruik van de grond gaat vergelijken, dan
blijkt zo'n 150 jaar geleden vooral veehouderij in de polder te zijn
toegepast. Boter- en kaasmarkten met niet geringe omzetten waren er in
Hoorn, Enkhuizen en Medemblik. Daarnaast was er ook wel wat akkerbouw,
maar in het begin van deze eeuw waren er al veel minder weidegronden en
veel meer bouwland. En daarna, in de jaren twintig en dertig, veranderde
het patroon opnieuw en kwam er meer en meer tuinbouw op gang in de
polders. Aanvankelijk begonnen karwij en mosterdzaad en later de teelt van
tuinbouwzaden als bonen, spinazie, rode bieten, een rol te spelen. Ook
uien"stullen", koolzaad, zaad van witte, rode en gele kool,
bloemzaden, aardappelen en bloemkool werden veel verbouwde gewassen;
daarna kwamen vooral bolgewassen -in de eerste plaats tulpen- aan de orde.
Dat kon ook omdat de ontwatering niet meer uitsluitend afhankelijk was van
de molens en de wind. Ook lelie-achtige bolgewassen worden in de streek nu
veel verbouwd en verhandeld.
In de expositie in het museum wordt vooral de nadruk gelegd op het
handgereedschap, omdat vóór de ruilverkaveling het land van de
"bouwers" in de polder bijna uitsluitend kon worden gebruikt met
toepassing van handgereedschap. Rond 1950 is men begonnen het land met
één en twee wielen aangedreven trekkertjes te bewerken. De grond was
immers alleen per schuit bereikbaar; gebruik van machines was op de kleine
percelen moeilijk en onvoordelig. De percelen land waren bovendien erg
ongelijk van vorm en grootte. Veel bouwers hadden hun grond ook erg
verspreid liggen en verloren daardoor veel tijd met heen en weer gaan van
het ene perceel naar het andere. Met de ruilverkaveling zijn nieuwe
percelen ontstaan, waar een bedrijfsgebouw direct bij is en dus kunnen af-
en aanreizen van en naar het werk sterk worden verminderd.
Het handgereedschap is daarmee ook buiten gebruik geraakt omdat nu in de
polder meer mechanisch gereedschap kan worden gebruikt. In het museum
worden die werktuigen getoond met afbeeldingen, die het gebruik in het
veld laten zien.