» Jaarboeken "Oud Andijk" » 1984 » pagina 19-20
Bij overlijden of vertrek van een tuinbouwer werd vroeger de gehele
inventaris publiek geveild, ook het "boelgoed", meubilair en porselein
meestal in of bij een herberg, soms ook aan huis.
"Te boeles" was in de wintermaanden een prettig tijdverdrijf en er was
meestal veel belangstelling voor, meer kijkers dan kopers.
Tegen de glooing van de dijk lag dan de hele rataplan uitgestald: hekstokken, aanbinders, rietmatten,
stullestokken, aardappelbakken, halfmudsmanden,
een slijpsteen, timmer- en brandhout, tot aan bakken met oud roest toe...
De veldwachter was "afslager", maar dit materiaal werd bij opbod verkocht. De prijzen waren meestal niet
hoog: enkele guldens of kwartjes. Voor rommel, waarop geen mens bieden wou, zei hij gewoon: "Eef Brouwer,
een dubbeltje". Eef had helemaal niet geboden, maar nam altijd alle rommel mee.
Het gereedschap werd in de kolfbaan geveild. De netste mensen hadden voor deze gelegenheid alles gladgeschuurd
en in het vet gezet, maar anderen geloofden het wel... Koopjesjagers namen ook roestig gereedschap wel mee...
Laten wij nu eens zien, hoe er bij opbod en afslag geveild werd:
Tegen de glooing van de dijk bij de Meiboom is een groot zeil -een
dorszeil- uitgespreid en de aspirant-kopers staan er omheen... Dan komt
ook de veldwachter, op de voet gevolgd door de notarisklerk. Een kwajongen
rollebolt moedwillig van bovenaf over het zeil naar beneden. Een staaltje
van durf, nu de veldwachter daar onderaan staat. Die veldwachter is geen
West-Fries, daarom praat hij "deftig", dat wil zeggen Nederlands. "Nu heren,
er is alweer een rijksdaalder te verdienen, voor wie dit zeil aan het hoogste
bod brengt. Wie heeft er nu zin aan die knaak, of aan dat zeil, wie zet
dat eens in?"... Absolute stilte... Dat weet hij al bij ervaring, daarom
zegt hij zelf "we zetten dat zeil in op tien gulden, wie meer dan tien?"
Vanonder de leren klep van zijn pet gluurt hij eens rond... maar niemand
doet een mond open, tot er één zegt: "elf". Langzaam aan gaat het bod
hoger, eerst met een gulden, dan met vijf, tot de waarde van het zeil
bereikt is.
"vijf en zeventig .. tachtig .. vijf en tachtig .. Klaas Dijkman
Hermanszoon. De harde rijksdaalder wordt naar de hoogste bieder gekeild,
die hem dankbaar opvangt... Dan komt de afslag: "Nu heren, dat zeil heeft
kunnen gelden vijf en tachtig gulden. Wij zetten daar nog boven Twintig
gulden". Dan telt hij met sneltreinvaart achteruit vanaf twintig. Bij tien
komt er wat spanning in en telt hij langzamer: .. zeven, zes, vijf .. vier
.. drie." Dan zegt er opeens iemand: "moin". Dat is Piet Groot en voor zeven en tachtig gulden kan hij zich
nu eigenaar van het dorszeil noemen. Hij begint direct met een paar helpers het zeil te vouwen en op te rollen.
De hele ploeg volk gaat met de veldwachter naar de slootkant. Daar ligt "een
schuit, met mast, zeil en spriet" en die wordt op dezelfde manier geveild, maar nu met een gulden strijkgeld.
"Wie heeft er zin aan die piek of aan die schuit?"
's Middags wordt het huisraad geveild. Dan zijn de vrouwen present. De
felste koopjesjaagsters zitten vooraan op stoelen, de rest staat meer
bescheiden achteraf... Van dat voorste gelid staan sommigen bij de
middenstand vrij diep in het krijt. De veldwachter weet dat, hij kent ze
allemaal... Als ze al wat ruim gekocht hebben, hoort hij hun verdere
bieden niet eens. Dat geeft soms aanleiding tot felle protesten! Alles
wordt bij opbod verkocht, alleen als er een zeldzaam antiek meubel aan bod
komt, is er soms een gulden strijkgeld te verdienen. Maar dat hoge bieden
is riskant, soms blijft de bieder aan zijn koopje hangen. Dan is het: "tien,
an je bien", of "vijf, an je lijf".
Helaas zijn er nu geen boelhuizen meer. Bij de veilingen, die nu nog gehouden worden, is het meer
een prijsopjagerij ten bate van het goede doel. Dat heeft met die oude boelhuizen niets te maken.
De ouderwetse "boelesers" waren voorzichtiger: geld was duur!
Niettemin hadden ze ook nog wel eens een (kleine) strop. De goederen werden verkocht "voetstoots,
in de staat waarin zij zich nu bevinden".
In geschillen besliste de notaris "als hoogste ressort". Het was dus uitkijken, maar de verleiding
om koopjes te halen bleef altijd groot... Een mooi stukje folklore is hiermee verdwenen!
Piet Kistemaker, 1984.