» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1985
» pagina 20
Veen is plantaardig sediment, dat wil zeggen: afzettingsmateriaal dat van
planten afkomstig is. Dat in tegenstelling tot klei en zand, dat
afbraak is van de harde aardkorst: zand nog vrij grof, klei en silt (ook
wel zavel genoemd) fijn.
Veenvorming hangt dus helemaal samen met plantengroei. Alleen daar waar de
omstandigheden daarvoor geschikt zijn, kan het leven – en in dit geval van
veenvorming vooral sterven – van planten tot vorming van veen aanleiding
geven. Het gaat daarbij om allerlei plantenresten, van wortels, zo goed
als van stengel-, blad- en bloemdelen en zaden.
Veenvorming is verbonden met de bodem- en vochtomstandigheden in het
landschap. Het proces speelt zich niet af op droge zandgronden of op harde
rotsgrond, maar hoofdzakelijk in het water of op vochtige gronden. Daarbij
is er verband tussen de plantengroei en de vochtverhoudingen in de bodem.
Veen kan dan ook worden gevormd uit waterplanten: planten die in en ook
onder water groeien en veelal ook van zichzelf een zeer hoog vochtgehalte
hebben. Maar ook planten die thuis horen op of in het moerassige landschap
en daarin boven water groeien, kunnen hun rol spelen in de veenvorming. Er
vindt ook wel veenvorming plaats wanneer het landschap veel droger wordt.
Er zijn in de vorming van veen stadia te onderscheiden die door de
plantengroei zelf worden veroorzaakt. Het kan in een plas beginnen mits
deze niet te diep is en eigenlijk behoort tot de categorie van de meren.
In een dieper water vindt de plantengroei niet zoveel gelegenheid, maar
begint in de ondiepe oeverlandschappen.
Wanneer wij het hebben over veenvorming in een plas dan gaat het in
hoofdzaak om een soort plantaardig slib. Dat wordt met de Zweedse term wel
'jyttja" of' "detritus-jyttja" aangeduid en heeft een bijna
klei-achtig voorkomen. Wanneer de afstervende delen van waterplanten naar
de bodem zinken en daar een slibachtige laag doen ontstaan dan wordt door
die modderlaag de plas wat ondieper. Natuurlijk gaat dat niet zo snel,
maar het gebeurt. Planten die daarin een rol spelen zijn: waterlelies,
gele plompen, echte waterplanten als waterpest, blaasjeskruid,
krabbescheer en zo meer soorten.
Wanneer de bodem een heel eind is opgehoogd, wordt het milieu minder
geschikt voor de waterplanten, die beginnen te "verstikken" in
de ondiepe waterlaag en in hun eigen massa. Andere plantensoorten nemen de
taak over. Zo zal riet en bies (nogal wat verschillende soorten) nu het
gebied van de moerasplanten veroveren en de waterplanten het verder voortbestaan onmogelijk maken.