» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1986
» pagina 28-32
Het is bekend dat Andijk, met nog een plaats ergens in Friesland, IJlst
geheten, het hoogste cijfer hebben behaald wat betreft emigratie. Heel
veel Andijkers hebben dan ook dientengevolge familie en kennissen in
"de vreemde". Er waren natuurlijk redenen voor.
Emigratie is een ontzettend ingrijpend gebeuren in een mensenleven, in het
familieleven met vele verschillende kanten. Lang niet iedereen is geschikt
voor emigratie, lang niet een ieder kan een nieuw leven opbouwen onder
geheel andere omstandigheden dan weleer.
Bij het vertrek van de vijfhonderdste Andijker naar een ver buitenland,
niet als toerist maar als nieuwe bewoner van dat land, verscheen een
artikel in nummer 36 van de 41ste jaargang van het weekblad Panorama op 4
september 1954. Naar aanleiding daarvan willen wij onderstaand op dat
typisch Andijker onderwerp wel wat nader ingaan. De vijfhonderdste was
geteld na de bevrijding van de tweede wereldoorlog. En daarmee was toen
ruim 12% van de bevolking naar een nieuw vaderland vertrokken. Dat was een
percentage van de gehele dorpsbevolking dat geen gemeente nog had bereikt.
In Panorama trok de schrijver van het artikel daarbij de conclusie dat
Nederland vol is, dat "het volk dreigt in zichzelf te
verstikken". Emigratie werd als enige oplossing tegen de kwaal
gezien: vertrek van mensen, die hier niet een bestaan konden opbouwen voor
hun vaak omvangrijk gezin. Het ging om mensen, die meenden wel elders een
zelfstandig functionerend bestaan op te kunnen bouwen. Vóór de
oorlogsjaren waren er ook wel emigraties geweest. Ik herinner mij uit mijn
jeugd in Rotterdam de groepen Poolse - Joodse - emigranten, die via die
havenstad naar Amerika afreisden per schip, vaak onder niet beste
omstandigheden. Zij zagen er heel curieus uit met hun zwarte kleding en
hoeden. Het waren opvallende "landverhuizers" in het stadsbeeld,
tijdelijk, op weg naar een vreemde wereld. Dat was een geheel andere
situatie dan de "landverhuizers" van nu, die dan ook geen
landverhuizers meer heten, maar emigranten worden genoemd.
Emigratie is een wijd verbreid begrip. Het komt over de gehele wereld voor
in tal van vormen, denk eens aan de oorlogsemigranten, verjaagd door de
gruwelen van de strijd van hun woongebied, geheel onvrijwillig op drift.
Denken wij eens aan de "bootvluchtelingen" van Vietnam, die
weken onder erbarmelijke omstandigheden ronddreven op zee en van wie er
talrijke zijn omgekomen zonder dat iemand daarvan iets weet. Denk eens aan
de hongervluchtelingen van de Sahel. Mensen kunnen op drift zijn om
velerlei redenen, maar het heeft veelal vooral te maken met het begrip
"teveel", waardoor er te weinig blijft om de mensen allen te
voeden. Dat was het geval bij de oude emigraties naar de eilanden in de
Stille Oceaan, die in de loop van de eeuwen bewoond geraakten door
emigraties vanuit Zuid-Oost Azië. Wanneer de bevolking op bepaalde
plaatsen of op eilanden te zeer was aangegroeid, te omvangrijk was
geworden om allen te kunnen voeden, vertrok een deel van die bevolking per
schip - "op de gok" - naar de verwachting van ander land of
andere eilanden. Soms had men geen idee waar men terecht zou komen, was
men geheel onbekend ten aanzien van mogelijkheden voor een toekomst.
Uit Nederland zijn in de loop van de jaren voor en na de oorlog ook tal
van mensen vetrokken. Er is moed voor nodig, ondernemingslust, een weinig
hang naar avontuur. Maar vooral durf om zoveel vertrouwds en bekends voor
een zekere ongewisheid voor de toekomst achter te laten. Je weet immers
beslist niet, ondanks vele informaties die men nu kan verkrijgen, wat die
toekomst zal gaan inhouden. Dat weten wij hier ook niet uiteraard, maar
het patroon voor ons leven hier is vrij bekend en je rekent op
voortzetting daarvan zo mogelijk. Dat is voor de emigrant volkomen anders.
Er is ook moed nodig om de kring rondom te doorbreken, familieleden en
goede kennissen achter te laten om elders zonder hen opnieuw te beginnen.
De communicatie tussen blijvers en wegtrekkers behoeft niet te worden
verbroken, maar de practijk wijst veelal anders uit. Velen van deze mensen
zijn geen schrijvers en daarmee verwateren de contacten snel. Bovendien
zijn die contacten te veel indirect en over en weer heeft men geen
werkelijk deel meer aan elkanders bestaan vanuit de zo diverse
omstandigheden.
Toen de vijfhonderdste emigrant van Andijk werd geregistreerd in 1954 was
het bevolkingscijfer nog wel lager dan nu. Op 1 januari 1946 bedroeg dit
voor Andijk 4502 personen.
Waarom was het aantal vertrekkenden van hier zo hoog? Niet omdat het zo
slecht wonen en leven was in deze plaats. Andijk was toen wel een tamelijk
welvarend dorp achter langs de dijk van de voormalige Zuiderzee, nu
IJsselmeer, gebouwd en voor een deel in de polder verbreed. Zaadteelt,
pootaardappelen, bloembollen, kortom tuinbouw speelde er een belangrijke
rol in de middelen van bestaan. Het was dus niet een armelijke streek met
arme bodem, waarop het moeizaam zou zijn het dagelijks brood te verdienen.
Het had meer te doen met de bevolkingssituatie zelf. Er waren drie
categorieën Andijkers te onderscheiden: de Rooms-Katholieken, die 20% van
de totale bevolking uitmaakten, (het gedeelte dat het dichtst bij de
overwegend katholieke plaats Wervershoof woonde). Het middengedeelte van
het dorp herbergde Hervormden en buitenkerkelijke protestanten tot 40% van
de totale bevolking. En aan de oostelijke kant van het dorp woonde het
Gereformeerde bevolkingsdeel rond de grote kerk aan de Middenweg: ook 40%
van het totaal. Zij vormden een wat gesloten deel.
Van de emigranten waren er maar weinig Rooms-Katholiek en ook van de
vrijzinnig-protestanten was het aantal aan emigranten relatief gering. Het
grootste aantal was te vinden onder de Gereformeerden. Het artikel in
Panorama vermeldde dat de Andijkers een sterk slag mensen waren:
vrijheidslievend, sterk democratisch gezind, met goede ondernemingszin en
redelijk intelligent: positieve eigenschappen dus. Het artikel was
gebaseerd op een interview met burgemeester Douma van Andijk, Fries van
geboorte, die met enige trots liet weten dat "zijn" Andijkers
wisten wat zij wilden en sober leefden, ook in tijden van voorspoed. Juist
van die gereformeerden was het aantal emigranten het grootste; van de
emigranten waren er circa 85% gereformeerd. Daarover zei toen dominee
Zwart, de gereformeerde predikant op Andijk, dat er onder de gemeenteleden
de oude Quaker-mentaliteit leefde, de wil om zichzelf te zijn., desnoods
ten koste van grote offers. Hij meende dat daardoor deze mensen eerder tot
emigratie konden besluiten dan mensen met een andere levensbeschouwing en
levenshouding.
Uiteraard is het al dan niet slagen van de emigratie afhankelijk van het
gedrag van de emigranten zelf. Sommigen gaan met veel illusies op weg en
die zullen daardoor veel teleurstellingen te verwerken krijgen.
Lichtvaardige emigraties zijn nooit goed. Goede overwegingen en veel
aanpassingen zijn nodig, wil er een goede kans van slagen in zitten. En
dat zijn de aanpassingen aan geheel andere levensomstandigheden dan men
gewend was. Er zijn genoeg mensen in Nederland, die daartoe zeer wel in
staat zijn gebleken. Maar er zijn er ook die zich niet hebben kunnen
handhaven in de nieuwe omstandigheden, die al spoedig na aankomst in het
nieuwe - zelf gekozen - Vaderland bemerkten dat zij niet waren opgewassen
tegen alle situaties. Die raken dan met recht tussen wal en schip; zij
hebben twee vaderlanden, waar zij zich niet meer thuis voelen. Er zijn er
zelfs die meerdere malen emigreren, zwalkend tussen die beide vaderlanden,
maar ook tussen hoop en verwachtingen, die niet zijn te beantwoorden. Zij
zijn niet opgewassen tegen de situaties op hun weg. En daarbij speelt dan
het taalprobleem een niet geringe rol.
Ook destijds waren er voor candidaat-emigranten wel taalcursussen te
Andijk. Maar er waren er ook die het er maar op waagden ondanks het gebrek
aan kennis van de taal van het immigratie land. Zij konden ervaren dat
slechte voorbereiding tot aanzienlijke problemen leidden. Grote
inspanningen zijn in werkelijkheid nodig, ook al heeft men daar in de
vreemde wel een of ander familielid, waarvan men medewerking kan
verkrijgen.
De Andijkers gingen vooral naar Canada, Ontario. Het artikel vermeldt dat
jaarlijks op 1 juli de geëmigreerde Andijkers een reünie hielden, in hun
nieuwe vaderland. Burgemeester Douma zorgde dan dat er een hartelijke
brief was gezonden aan hen daarginds. Op een van die bijeenkomsten waren
er meer dan 200 samen, soms van grote afstand naar de plaats van de reünie
gekomen.
De band met het oude Andijk aan het IJsselmeer is gebleven en de Andijker
krant werd er nog veel gelezen. Daarin kwamen ook advertenties van
geboorte en dood van hen die ver over zee verbleven, mede getuigenis
hoezeer men verbonden bleef met het oude. ondanks al het verbluffend
nieuwe, ondanks de verre afstand in ruimte en tijd.
Een al van uit het bedrijf in Andijk geldende internationale oriëntatie
in verband met de export van allerlei Andijker producten speelde mede een
rol zoals ook het feit dat veel van de emigranten met grote gezinnen waren
vertrokken. Ook zijn er wel telkens - tegenwoordig gemakkelijker dan toen
- familieleden gaan kijken hoe het stond met hen daar in Ontario, in
Alberta of elders.
Wij moeten wel aantekenen dat de jaren vijftig, kort na de oorlog, juist
een periode was - overigens zeker niet de eerste zoals wij weten - van
emigratie en dat gold voor meer gebieden van ons land. Wellicht had de
opgeslotenheid gedurende de oorlogsjaren onder een harde bezetting daar
ook nog iets mee te maken in psychologische zin. De sterke
bevolkingstoeneming had daarmee voorts ook te maken. En vermoedelijk ook
de steeds groeiende "regelgeving", zoals dat tegenwoordig heet,
maar toen werd opgevat als een steeds sterker aan banden leggen van
bedrijf en bestaan van de mensen, mede door de bevolkingsaanwas
gedirigeerd, zal invloed hebben gehad.
Overigens schuilt achter iedere emigratie ook de tragiek; het drama. Dat
is in de loop van de laatste decennia wel wat afgevlakt nu de verbindingen
zoveel sneller zijn geworden. In noodgevallen kunnen de mensen elkaar over
grote afstanden vaak in heel korte tijd bereiken. Dat is een enorme
verandering in de verhoudingen geworden en heeft het tragische van het
afscheid aanzienlijk verzacht. Voorheen was een emigratie een beeld van
een definitief afscheid, in ieder geval voor lang ... zo niet voor
eeuwig.
Ook in de jaren-vijftig waren naar het schijnt de emigraties niet altijd
strikt nodig; er was in die jaren - meer dan nu - redelijke hoeveelheid
werkmogelijkheid, hoewel niet steeds in de sector waarin men wilde werken
en leven. De tuinder zal niet zo gauw naar de fabriek willen gaan. En de
industrie vroeg toen nog wel om arbeidskrachten. Je afhankelijkheid, de
onvrijheid ten opzichte van de situatie van het voeren van een eigen
bedrijf ten plattelande zal daarbij zeker een rol hebben gespeeld. Dat
geld zeker voor boeren en tuinders. En het land was opgedeeld, toen al
wel. De weinige ruimte die vrij kwam voor de agrarische sector door de
voortgaande inpoldering in het IJsselmeergebied had weinig betekenis als
zodanig omdat het niet eens zelfs kon voldoen aan de vraag naar complete
compensatie voor al het "verloren gaande" land aan uitbreidingen
van wegen en steden. Het waren dientengevolge meer plattelanders dan
stedelingen die gingen emigreren. De Universele Verklaring van de Rechten
van de Mens kan wel in artikel 23 vermelden: "Een ieder heeft recht
op vrije keuze van beroep", maar dat houdt niet in dat dat binnen de
eigen grenzen steeds te verwezenlijken is, noch wereldwijd. Onze huidige
situatie op de arbeidsmarkt maakt dat maar al te zeer - ook internationaal
- duidelijk.
Ook in de jaren vijftig van onze eeuw was de situatie voor emigranten al
aanzienlijk verbeterd ten opzichte van de allereerste pioniers. Nu waren
er reeds velen in die vreemde gebieden aanwezig, bloedverwanten en kennissen
van voorheen, die wel borgen wilden voor de nieuwkomers, die wilden helpen
met het verkrijgen van werk en woonruimte, die soms ook zelf voor het door
hen zelf ontwikkelde bedrijf arbeidskracht uit het oude vaderland wilde
aantrekken.
En nu leven wij in een tijd waarin velen inmiddels af en toe de
verwantschap over de Oceanen meer kunnen aanhalen. Een trip naar de
overkant of terug naar het dorp van oorsprong behoort voor velen tot de
redelijke mogelijkheden. Het contact is veelal de jaren door - zij het
schriftelijk dan wel af en toe telefonisch - aangehouden. Tenslotte is
Andijk misschien wel wat veranderd door de jaren heen, maar het is niet
onherkenbaar geworden als levensgemeenschap.
Gerrit van der Heide.