» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1990
» pagina 26
Bijdrage aan het 1840-projekt van de Stichting Culturele Raad
Noord-Holland door de Vereniging Vrienden van Oud Andijk.
Auteur: drs. W.F.M. Brieffies
Na eeuwenlang onder de benaming Noorderdijk deel te hebben uitgemaakt van
de stede Grootebroek werd Andijk in 1811, samen met Wervershoof, een
zelfstandige mairie of gemeente. De kombinatie met Wervershoof zou tot
1817 duren. Jaren eerder al had Andijk pogingen ondernomen om tot
zelfstandigheid te geraken. De inval van de Fransen in 1795 was over het
algemeen in de Republiek door hen, die naar een meer demokratische
bestuursvorm snakten, met enthousiasme begroet. Ingezetenen van zowel
steden, als de kleinste gehuchten kregen in principe het recht om hun eigen
bestuur te kiezen.
Op 21 januari 1796 liet de municipaliteit van "Andijk, Bangert en
Broekoord" de stede Grootebroek weten dat haar burgers hadden
besloten om van dat recht gebruik te maken. Zo gemakkelijk zou het echter
niet gaan. In jarenlange procedures bestreed Grootebroek op juridische en
historische gronden de aanspraken van Andijk, tot die bij het genoemde dekreet
van 21 oktober 1811 werden verwezenlijkt.
Om een beeld te schetsen van de gebeurtenissen die leidden tot een
zelfstandige gemeente Andijk, en van het leven in de eerste decennia
daarna, laten wij een tijdgenoot aan het woord. De geschiedenis van een
dorp is namelijk per definitie kleine geschiedenis, die bij een
gedistantieerde beschrijving door de aandacht voor het detail het gevaar loopt
groteske trekken te krijgen.
Bij de tijdgenoot, die tegelijk plaatsgenoot is, bestaat dit gevaar veel
minder omdat hij als het ware zijn eigen leefwereld beschrijft ten behoeve
van mensen bij wie hij een zelfde betrokkenheid veronderstelt. Wij hebben
de schrijver in het onderwijs gezocht. De onderwijzer immers bekleedde in
die tijd maatschappelijk gezien een vooraanstaande funktie, uit hoofde
waarvan men belangstelling voor en kennis van de gang van zaken in de gemeente
mag veronderstellen.
Reeds in de 18de eeuw telde Andijk twee scholen: de Oosterschool en de
Westerschool. Daaraan waren in 1812 respectievelijk Anthonie Sas en
Maarten Brugman als onderwijzer verbonden. Uit de briefwisseling tussen de
gemeente en schoolopziener Jacques Dozij kunnen we ons een beeld vormen van de
Westerschool en het daar gegeven onderwijs.
In augustus 1820 was er namelijk een vakature ontstaan door het overlijden
van Maarten Brugman. Om de opengevallen betrekking voor de sollicitanten
aantrekkelijk te maken trok men eerst het vaste traktement op van ƒ 242
tot ƒ 250 per jaar. Verder wees men in de advertentie, die in de
opregte Haarlemsche Courant verscheen, op het vaste jaargeld van ƒ 75
dat de onderwijzer van de Hervormde Gemeente genoot voor zijn diensten als
voorzanger, koster en klokluider. Ook mocht hij schoolgeld vragen van zijn leerlingen.
De hoogte daarvan was afhankelijk van de klas.