» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1990
» pagina 27
Er waren drie klassen, waarvan het tarief respektievelijk 3, 4 en 8 stuivers per maand bedroeg. Van
de 85 kinderen waren er 7 van betaling van schoolgeld vrijgesteld omdat hun ouders werden bedeeld.
De overige 78 betaalden op jaarbasis samen ƒ 191 en 8 stuivers aan schoolgeld. Tenslotte
genoot de onderwijzer nog vrije inwoning en de winst van de schoolbehoeften, die hij zijn leerlingen
verstrekte.
Nadat de sollicitanten op 8 april 1821 in de kerk hun kwaliteiten als voorzanger hadden gedemonstreerd
vond de volgende dag in de Westerschool het vergelijkend examen plaats. Het bestond uit theoretisch en
praktisch rekenen, het voorlezen van zowel een stukje proza als poëzie, het schrijven van een
opstel en van een stukje tekst in schoonschrift. Voorts moest men enkele vragen over de theorie van
het onderwijs beantwoorden. Bij het schoonschrijven beperkte men zich tot een spreuk met een
zedelijk-religieuze inhoud, bijvoorbeeld: "God is mijn heil daar ik op zeil", "God te vrezen is
wijsheid, het kwade te laten verstand".
De uit Andijk afkomstige sollicitant Pieter Kooiman schreef: "De hand der naarstigheid velt gebrek
neder". Naar alle waarschijnlijkheid doelde hij daarmee op het overwinnen van zijn eigen handicap,
waarop wij later nog zullen terugkomen. Bijzonder fraai was het werkstuk van Jacob Vis uit Zunderdorp
die dichtte: "Kunst verwekt gunst".
Blijkbaar was de gemeenteraad, die het examen voltallig bijwoonde, overtuigd door zijn kalligrafeerkunst
en overige gedemonstreerde vaardigheden. Vis werd voor benoeming bij de minister van Publiek Onderwijs
voorgedragen en enkele weken later ook benoemd. Op vrijdag 25 mei begaven de raadsleden Jacob Jonker
en Cornelis Veer zich met het rijtuig naar Hoorn om de nieuwe meester naar Andijk te begeleiden. De
raad vergaderde die dag in de Westerschool, zodat Vis meteen officieel met de leden kon kennismaken.
Jacob Vis heeft ruim zeven jaar een deel van de Andijker jeugd de kunst van het lezen, schrijven en
rekenen bijgebracht. Eind 1828 vertrok hij naar Grootebroek, dat een grotere bevolking had en waar hij
waarschijnlijk meer kon verdienen. Uit de registers van de hoofdelijke omslag blijkt dat de onderwijzers
tot de laagst aangeslagenen in de gemeente behoorden. Bij de hoofdelijke omslag werd het volgens de
gemeentebegroting benodigde geld naar verhouding van draagkracht over de beroepsbevolking (met
uitzondering van de bedeelden) omgeslagen.
Na zijn vertrek nam de hulponderwijzer Pieter Krom zijn taak aanvankelijk over. Na de winter herhaalde
de bovenbeschreven procedure van het vergelijkend examen zich. De keuze van de raad viel nu unaniem
op Arend Bakker uit Krommenie, die kort daarop door de minister werd benoemd. Op 1 juli 1829 trad hij
in dienst.
De nieuwe onderwijzer, geboortig van Zaandam, was bij de aanvaarding van zijn funktie 22 jaar oud. Hij
was gehuwd met Jannetje Bas, 25 jaar, en vader van de eenjarige Cornelis. Dertig jaar lang zou Bakker
tot volle tevredenheid van zowel ouders als gemeente in Andijk werkzaam blijven. Uit de stukken die
van zijn sollicitatie bewaard zijn gebleven komt hij als een intelligent man naar voren.