» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1990
» pagina 31
Vandaar dat Andijk het Provisioneel Bestuur van Holland verzocht om de
stede Grootebroek te gelasten een commissie in te stellen die de
grensscheiding zou onderzoeken, en tevens toe te staan dat het zich met een
andere gemeente, in casu Wervershoof, zou verenigen.
Door het onbeantwoord laten van de missive hoopte Grootebroek het
initiatief van Andijk te laten mislukken. Een nieuw verzoek om advies,
vijf maanden later, kon men echter niet negeren. Uit het advies blijkt hoezeer
men er op gebrand was het oude stadsverband intakt te laten.
Achtereenvolgens passeren de volgende argumenten de revue:
De aangevoerde argumenten hebben de bestuurders in Den Haag kunnen
overtuigen. Bij dekreet van 12 december 1797 werd het verzoek om
afscheiding, dat was ingediend door Claas Vreecksz c.s. aan de
Noorderdijk, afgewezen. Grootebroek werd evenwel gelast om met de
ingezetenen van Andijk een schikking te treffen ten einde "inconveniënten"
weg te nemen. Van dat laatste is niets terecht gekomen. Vanuit het
standpunt van Grootebroek gezien waren er immers geen problemen. Andijk
had teveel gevraagd en verloren. Wellicht had men door vanaf het begin
eensgezind aan te dringen op erkenning als vijfde kwartier binnen het stadsverband,
meer kunnen bereiken.
Op 9 juli 1810 lijfde Napoleon het koninkrijk Holland bij Frankrijk in. De
indeling in departementen, ringen en gemeenten, vastgelegd in elkaar snel
opvolgende konstituties van de Bataafse Republiek, werd ongedaan gemaakt.
De dekreten van 13 september en 18 oktober verdeelden het land in zeven departementen,
die weer waren onderverdeeld in arrondissementen. Het Département
du Zuiderzee, waartoe West-Friesland behoorde, telde er zes. De arrondissementen
kenden een onderverdeling in kantons, de kantons weer in mairies.