» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1990
» pagina 34
Behalve de genoemde vier gemeenten draagt ook het Ambacht van
West-Friesland, genaamd Drechterland bij in de onderhoudskosten, momenteel
ƒ 300 per jaar. Het is een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud
van alles wat binnen de havenmonding is gelegen. Daarenboven onderhoudt het dijksbestuur
de havenmond zelf en de dijken voorbij de lantaarn.
In de loop van de eeuwen zijn enorme geldsommen besteed aan het onderhoud
van de haven en het herstel na stormschade. De ramp die zich op 4 februari
1825 in Waterland en de Zaanstreek voltrok doordat de dijk bij Durgerdam
het tijdens een zware storm, begaf ligt nog vers in mijn geheugen. Bij
Andijk stond het water 27 palm boven het dagelijkse getij. Bij paal 15
stortte de wierdijk gedeeltelijk in. Dat hij behouden bleef is slechts te
danken aan de burgers die de waarschap onmiddellijk te hulp snelden en zeilen,
verzwaard met ankers en stenen, op de dijk legden.
Uit de plotselinge daling van het water met 1½ voet kon men opmaken dat
de dijk elders was gebroken en dat daarmee voor de eigen dijk het ergste gevaar
geweken was.
De volgende dag reeds maakte staatsraad-gouverneur Tets van Goudriaan een
reis langs de zwaarst getroffen plaatsen. Toen hij bij inspektie van de
Broekerhaven konstateerde dat het water slechts door één deur werd
gekeerd beval hij een tweede sluisdeur te maken. Dat werk is in 1826 uitgevoerd
door Thijs Botman uit Bovenkarspel voor ƒ 5.679.
Zoals hierboven reeds is vermeld werd met de uitvoering van het dekreet
van 21 oktober 1811 een reeds eerder geuite wens werkelijkheid. Samen met
Wervershoof ging Andijk, onder de naam Andijk, één gemeente vormen.
Andijk telde op 1 januari 1812 1162 inwoners, Wervershoof 447, de hele gemeente
dus 1609.
De eerste maire was Cornelis Veer. Veer was in 1765 in Hoogkarspel geboren
en na zijn huwelijk in 1786 met IJtje Simons Groot in Andijk gaan wonen.
Ruim tien jaar later, in 1797, overleed zij en Veer hertrouwde in 1800 met Grietje
Volkers Best, dochter uit een rijk boerengeslacht. Door zijn
welstand maakte hij al snel deel uit van het bestuur. In dat opzicht is er
vergeleken met voorgaande eeuwen nog weinig veranderd. Wie veel belasting
betaalt, en daarmee bewijst naar behoren een bedrijf of nering te kunnen voeren,
acht men tevens kapabel om een gemeente te besturen.
Ofschoon de korrespondentie met de hogere bestuurslaag, de onderprefektuur
in Hoorn, in het Frans werd gevoerd, was Veer deze taal niet machtig, al
doet het kopieboek dat in het archief berust ("le maire de la commune Andijk,
susdit, signé, Cornelis Veer") anders vermoeden.
Evenals verscheidene kollega's in de omgeving had hij een regeling
getroffen met de daar werkzame secretaris, B.F. Carbasius, het latere lid
van de gemeenteraad van Hoorn. Hij vertaalde de brieven in het Frans en
zorgde voor afschriften in het Nederlands van de brieven die naar de gemeente gingen.
De maire trad uiteraard op als voorzitter van de raad, ondertekende de
uitgaande brieven, maar liet de dagelijkse gang van zaken over aan zijn adjunkt-maire,
Pieter Kooyman.