» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1990
» pagina 38
Gewoonlijk zaait men hier drie zakken tarwe, rogge of koren per morgen, en de opbrengst bedraagt door de bank genomen 20 zakken tarwe, 15 zakken rogge of 14 zakken koren. In 1812 zond de maire de volgende opgave van de bezaaide oppervlakte en de opbrengsten aan de onderprefekt, waarbij ik de vermelde maten heb omgerekend naar het tegenwoordig gebruikte stelsel.
Produkt |
Bebouwde oppervlakte |
Opbrengst |
|||||
Morgen/Roeden |
Ha |
Aren | Zakken | Hektoliter | |||
Tarwe | 10 | 488 | 9 | 27 | 228 | 186 | |
Rogge | 13 | 15 | 11 | 16 | 405 | 331 | |
Gerst | 38 | 282 | 32 | 97 | 1546 | 1265 | |
Haver | 4 | 395 | 3 | 99 | 234 | 191 | |
Droge groente | 59 | 461 | 51 | 23 | 1104 | 903 | |
Klein zaad | 62 | 429 | 53 | 75 | 936 | 766 | |
Aardappels | 8 | 56 | 93 | 93 | 455 | 1191 |
Merk op dat de oogst van rogge in 1812 ver boven het gemiddelde lag.
Dit ondanks de opmerking op het enquete-formulier dat het land over het
algemeen door de drassige gesteldheid niet geschikt was voor de verbouw van granen.
Om verbetering te brengen in de ontwatering ploegde men het land rond.
Als bemesting voor het land gebruikt men behalve koemest vooral
baggerspecie uit de sloten. De percelen zijn meestal klein en geheel door
sloten omgeven. In de winter verspreidt men met behulp van kruiwagens en
berries de bagger die in het najaar op de walkanten is gedeponeerd. Een
zeer zwaar werk, waarmee sommigen die zich als dagloner verhuren, wat
trachten bij te verdienen. Gemiddeld bedragen de verdiensten van een dagloner 20 stuivers per dag.
In het zomerseizoen bestaat er ondanks het zeer vroege uur waarop de
veeboeren en landbouwers met hun werkzaamheden beginnen en het late uur
waarop zij gaan rusten een groot gebrek aan arbeidskrachten. Reeds in
vorige eeuwen werden daarom vreemde werklieden aangetrokken, vaak
afkomstig uit het oosten van ons land maar ook uit Duitsland, meestal
Munsterland. Hannekemaaiers noemt men hen nog steeds. Ze komen hier half
juni en vertrekken zes weken later weer. Het werk bestond toen nog vooral uit gras maaien en hooi zwelen.
De laatste jaren huren ook steeds meer landbouwers een of meer van deze lieden. Vaak komt het voor dat zij
als groep een werk aannemen. Ze worden
dan op maandagmorgen vroeg, per schuit uiteraard, naar het betreffende perceel gebracht en keren niet voor
zaterdagavond in het dorp terug.
Voor het vervoer van hun produkten zijn zowel de landbouwers als de
veehouders op hun schuiten aangewezen. Grote beroering ontstond er daarom
in deze kontreien toen de plannen bekend werden voor het invoeren van een
belasting op vaartuigen onder de naam last- of tonnegeld. De protesten
leidden ertoe dat de wet van 12 mei 1819 de eigenaars van vaartuigen, die
deze nodig hadden voor het vervoer van eigen produkten, vrijstelling van
deze belasting verleende. Daartoe moest men een certifikaat van een beëdigd scheepsmeter kunnen overleggen.