» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1990
» pagina 41
Onder druk van de gouverneur, die meedeelde dat verreweg de meeste
gemeenten zich wél bereid hadden getoond om zijn voorstel te steunen,
ging de raad overstag en stemde nu met 5 stemmen tegen 1 stem vóór.
Dit voorval onderstreept nog eens het belang van het initiatief van de
provincie om meer veeartsen aan te trekken. Vanaf 1838 zijn de gemeenten
jaarlijks attent gemaakt op de mogelijkheid dat op kosten van het Fonds
voor de Landbouw twee jongelieden tussen 16 en 22 jaar oud aan de Rijks
Veeartsenijschool Utrecht een opleiding tot veearts 1ste of 2de klasse
kunnen volgen. Kandidaten moeten goed kunnen lezen, schrijven en rekenen,
en aan hun militieverplichting, zo zij in die termen vallen, hebben
voldaan. Het is mijn stille wens dat ooit een oud-leerling van mij tot
deze opleiding zal worden toegelaten zodat hij zich later hier in zijn eigen
streek verdienstelijk kan maken.
Hiervóór is gesteld dat het grootste deel van de beroepsbevolking
in de agrarische sector werkzaam is. Ik zal dit aantonen aan de hand van het
bevolkingsregister van 1830. Meer recente gegevens ontbreken aangezien het
bevolkingsregister van 1840 is zoekgeraakt.
Eerst enkele opmerkingen vooraf. De bevolking van Andijk telde op 1
januari 1830 1308 personen. Van hen oefenden 438 een beroep uit. Enigszins
verwarrend zijn de gebruikte aanduidingen veehouder, landman en
landbouwer. Het verschil tussen de eerste twee is niet geheel duidelijk.
We zagen al dat bijvoorbeeld burgemeester Maarten van der Meer, die als
landman geregistreerd staat, in 1826 onder andere 29 koeien bezat. De
landman hield dus in elk geval vee. Wellicht verbouwde hij daarnaast ook nog
akkerbouwprodukten.
Aangezien in het register de inwoners steeds per huis worden opgesomd was
het mogelijk ook de inwonende dienstknechten en dienstineiden in de agrarische
sektor onder te verdelen.
Veel landlieden hadden een inwonende knecht of meid, wat bij de
landbouwers uitzondering was. Zij zullen in het oogstseizoen gebruik hebben
gemaakt van de losse arbeidskrachten, de dagloners.