» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1990
» pagina 44
Ofschoon de meeste zwangere vrouwen gebruik maken van de diensten van
de heelmeester is er in de gemeente ook een vroedvrouw, Anna Maria
Heymans, de vrouw van veldwachter Gerrit Luyt. Al enkele maanden na haar
benoeming in september 1826 klaagde zij over haar geringe inkomsten. Het
gemeentebestuur dat haar voorgangster Trijntje Sieuwerts reeds na een jaar
om dezelfde reden had zien vertrekken zag zich genoodzaakt om haar jaartraktement
van ƒ 150 tot ƒ 180 op te trekken.
Naar mijn mening onderschat men over het algemeen het belang van een goede
gezondheidszorg wat tot uitdrukking komt in de lage financiële
vergoeding. Het gevolg daarvan is dat er personen worden benoemd die men
elders niet wil hebben, en dat degenen die goed voldoen snel weer
vertrekken. Zo moest het gemeentebestuur Petronella van Beest die in 1315
Jouke Thoma was opgevolgd al na een jaar wegens alkoholmisbruik ontslaan.
Haar opvolgster Elisabeth Stuurs hield het weliswaar langer vol, tot 1825,
maar menige kraamvrouw moet bij haar vertrek een zucht van verlichting hebben
geslaakt.
De begraafplaats van de gemeente is ruim tien jaar in gebruik. In december
1827 kocht de gemeente voor ƒ 437 een stuk land van Jan Singer, 17
roeden en 74 ellen groot. In de koopakte zijn de voorwaarden opgenomen dat
de gemeente de brug en het pad naar het kerkhof onderhoudt, en dat Singer
en eventuele latere eigenaars van zijn woning vrij zijn om van brug en pad
gebruik te maken. De verplichting om een kerkhof aan te leggen vloeide voort
uit de wet van 30 augustus 1827.
Al eerder, in 1813, had het toenmalige landsbestuur verboden om lijken in
de kerken te begraven. Daaraan heeft men zich in onze gemeente ook
gehouden. In juli 1813 schreef de maire aan de onderprefekt dat hij zich
er persoonlijk van op de hoogte had gesteld dat de vloer in de kerk niet
was was dichtgemaakt. Na de troonsbestijging van Willem I is het verbod
echter ingetrokken en heeft men ook hier het aloude gebruik om lijken in de kerk
te begraven in ere hersteld.
Andijk is in 1839 geteisterd door een roodvonk-epidemie, die evenwel niet
zo'n grote omvang heeft aangenomen als in sommige andere gemeenten. Eén
persoon is aan de ziekte bezweken. Met een zekere regelmaat steken
dergelijke besmettelijke ziekten de kop op. De heelmeester doet wat hij
kan om de gevolgen te beperken maar staat in veel gevallen machteloos door het
ontbreken van adekwate medicijnen.
Om een besmettelijke ziekte als de pokken te weren zijn alle schoolgaande
kinderen verplicht zich te laten inenten. Kinderen van bedeelde ouders
worden gratis gevaccineerd. Van groot belang is ook de oprichting in 1838
van een ziekenfonds geweest waarvan de leden bij ziekte een uitkering krijgen
om hun extra-uitgaven te kunnen betalen.
Bij langdurige ziekte kunnen zij een beroep doen op de armenkas om in het
levensonderhoud van zichzelf en hun gezin te voorzien. Degenen die een
bedrijf of nering drijven kunnen in geval van ziekte vaak terugvallen op
hulp van buren of familieleden. De meeste inwoners zijn tevreden over de behandeling
door dokter Imming.