» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1990
» pagina 45
Toch zoeken sommigen hun heil bij lieden die onbevoegd de geneeskunst
uitoefenen. Hun faam reikt soms zover dat zelfs mensen uit andere dorpen
hen bezoeken. Zo is mij bekend dat verschillende Andijkers eerst de smid van
Aartswoud raadplegen alvorens zich tot hun eigen geneesheer te wenden.
Momenteel wordt uit deze gemeente een doofstom meisje, Grietje Swier,
verpleegd in een gesticht in Groningen. Zij is een dochter van de dagloner
Klaas Swier en Dieuwertje Ellerbroek. Nadat de gemeente zich garant had
gesteld voor de betaling van een deel van de kosten van geneeskundige
hulp, onderwijs en kleding is zij in 1831 op 13-jarige leeftijd opgenomen.
De daarvoor benodigde verklaring, dat het meisje over haar verstandelijke
vermogens beschikte, is afgegeven door dominee Van der Zee en mijzelf. Ik kende
het meisje omdat zij dikwijls haar broertje naar mijn school bracht.
Met degenen die dagelijks met haar omgingen kon zij door middel van
gebaren communiceren, wat niet wegneemt dat zij zich in een groot
isolement bevond. Men liet haar allerlei eenvoudig werk doen en zij moet
begrepen hebben dat haar toekomst er in deze omgeving somber uitzag. Ze
wilde daarom graag naar het instituut in Groningen om samen met kinderen
met dezelfde handicap te leren wat binnen haar mogelijkheden lag. Nooit
zal ik echter het beeld vergeten hoe zij, zittend op de wagen die haar
naar de haven van Medemblik zou brengen, haar hand bij wijze van groet
opstak toen ik haar op weg naar school passeerde. over haar wangen
biggelden tranen toen zij afscheid nam van haar broertje en zusjes. De
gemeente draagt thans jaarlijks ongeveer ƒ 10 bij in de verpleegkosten.
Nadat de Hervormden in 1667 een eigen gemeente hadden gesticht hebben ze
waarschijnlijk ook een fonds gevormd om daaruit verarmde leden te kunnen
ondersteunen. Voor het zelfstandig worden van de gemeente Andijk in 1812
bestonden er algemene armenfondsen in Bovenkarspel, Grootebroek en
Lutjebroek waaruit gereformeerden die geen lidmaat waren steun konden
krijgen. Rooms katholieken waren en zijn wat dat betreft op het katholieke armbestuur
van Wervershoof aangewezen.
Na 1 januari weigerden de armenvoogden van Bovenkarspel, Grootebroek en
Lutjebroek om nog langer inwoners van Andijk te onderhouden. Na veel
touwtrekken is de kwestie door Gedeputeerde Staten opgelost. De gemeente
kreeg met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1814, en niet zoals zij geëist
had vanaf 1 januari 1812, de gemaakte kosten terugbetaald.
Toch is deze geldsom niet de aanzet geweest tot de vorming van een eigen
algemeen armenfonds. De diakonie van de Hervormde kerk bleef de enige
bedelende instantie in het dorp. De hulp wordt hoofdzakelijk verstrekt in
de vorm van voedsel en kleding, die de bedeelden wekelijks bij de
armbezorgers kunnen afhalen. Men hoopt zo het misbruik te voorkomen wat
wel eens in andere gemeenten plaats vindt, dat de armen een deel van
bijvoorbeeld maandelijks geschonken goederen verkopen. De geldwaarde van
de goederen varieert omdat sommigen zelf nog wat verdienen, en is ook
afhankelijk van het seizoen. Gemiddeld bedraagt de steun ƒ 21 per
persoon per jaar. In het afgelopen jaar 1840 onderhield de diakonie in
totaal 46 personen, van wie sommigen gedurende het hele jaar, anderen alleen in de winter.