» Jaarboeken "Oud Andijk"
» 1990
» pagina 50
Bestond er tussen steden een regelmatige dienst van trekschuit of
diligence dan maakten zij uiteraard van deze voorzieningen gebruik. Bij de
toename van het postale verkeer zijn de boden verdwenen en werd, door
middel van allerlei bepalingen in het dienstreglement, de schipper of de
koetsier zelf verantwoordelijk gesteld voor de ontvangst, veilige
overbrenging en afgifte van de poststukken. Tijdens de Bataafse Republiek
is de organisatie van de posterijen door het invoeren van de Generale
instruktie in 1810 een taak van de staat geworden. In de Generale
Instruktie zijn de postroutes vastgelegd, de porttarieven, de dienstregelingen
enzovoort.
Omdat Andijk niet aan de postroute lag bezorgde veldwachter Teunis Vlam
dagelijks de te verzenden brieven en pakketten bij chirurgijn P. van Hall
aan de Lagedijk in Wervershoof, waar ze door de postbode op weg naar Hoorn
dan wel Medemblik werden opgehaald. De retourpost bracht Van Hall, die
hier blijkbaar patiënten had, 's middags naar Andijk. Hij berekende
daarvoor één stuiver per brief, boven de normale port van twee stuivers.
De burgemeester had de prefekt van deze regeling op de hoogte gebracht omdat
hij de extra uitgaven moest verantwoorden in de gemeenterekening.
In november 1812 liet de prefekt weten dat hij de gemeenten die niet aan
een postroute lagen toestemming gaf om, op eigen kosten zogenaamde
postboden te voet aan te stellen. Deze moesten de post echter afhalen
respektievelijk bezorgen bij het dichtstbijzijnde postkantoor. Voor Andijk
was dat Medemblik. In januari 1813 nam de gemeente hiervoor Klaas Heman in
dienst op een vast traktement van ƒ 20 per jaar. Het bezorgen van
brieven van partikulieren, waarmee hij zijn inkomsten zou kunnen verhogen, was
hem streng verboden.
Wat men had kunnen voorzien gebeurde al binnen een maand. Heman klaagde
dat hij vier uur nodig had om naar Medemblik te lopen en weer terug. Hij
had berekend dat zijn verdiensten slechts vijf duiten per uur bedroegen en op
de dagen dat hij het trajekt twee keer liep de helft daarvan.
Een maand later was de oude situatie dan ook weer hersteld. Alleen was het
afgiftepunt in Wervershoof nu niet meer Van Hall, die inmiddels naar Lutjebroek
was verhuisd, maar Pieter Smit, smid bij de Westerpoort.
Later, in de 20er jaren, zou de herbergier van 'De Zwaan", Pieter
Mooij, deze taak waarnemen. Overigens moet het salaris van Klaas Heman
regelmatig zijn verhoogd. Uit de toelichting op de begroting voor 1828 blijkt
dat voor de postbezorging ƒ 68 was uitgetrokken.
In januari 1829 dreigde er een eind te komen aan de door alle betrokkenen
als efficiënt ervaren regeling. De gouverneur had de direkteur van het
postkantoor in Medemblik verboden om nog langer post mee te geven met de
wagendienst op Hoorn. Reden was dat de koetsier Hendrik Rustenburg een
brief van de gouverneur aan de rijksontvanger in Wervershoof was
kwijtgeraakt. Twee maanden moest Heman weer dagelijks de voettocht naar
Medemblik ondernemen voor de gouverneur instelde met een kompromis. De
direkteur zou de voor Wervershoof en Andijk bestemde post in twee
verzegelde pakketten verpakken, die de koetsier als voorheen bij de kastelein
van "De Zwaan" mocht bezorgen.