» Jaarboeken Oud Andijk
» 1994
» pagina 14-17
Toen het vorig jaar ('93) op 1 mei ons Poldermuseum, na een grondige
renovatie, heropend werd, heeft Dijkgraaf G.J.Dijkstra onderstaande rede
gehouden. Hoewel dat verhaal interessant genoeg was om het in ons
Jaarboekje te plaatsen, kwam het uiteindelijk op een tè laat tijdstip bij
de redaktie terecht om het "mee te nemen". We willen het onze
lezers zeker niet onthouden vandaar....
DE WATERSTAATGESCHIEDENIS VAN DE POLDER HET GROOTSLAG.
Bij de opening van het vernieuwde Poldermuseum "Het Grootslag"
hoort een historisch overzicht. Je kunt geschiedenis schrijven uit
verschillende oogpunten, bijvoorbeeld de geschiedenis van het gezag over
het gebied. Of de geschiedenis van de cultuur. Je kunt zelfs geschiedenis
schrijven over de zaadteelt of de ontwikkeling van de sperzieboon. Maar
bij een polderland als Het Grootslag hoort een waterstaatsgeschiedenis: de strijd tegen het water.
Hèt boek op dit gebied is "Geschiedenis van den polder Het
Grootslag" van P.Noordeloos en Joh. Norsink. Ik begin met een citaat
uit dat boek aan het begin van het hoofdstuk over de strijd tegen het
water: "De geschiedenis van den polder het Grootslag is een onderdeel
van den onvermoeiden strijd, die de Westfriezen hebben gevoerd met het
water. En het is een veldslag, dien zij schitterend hebben gewonnen. Van
volkomen slaaf van het water, zijn zij volkomen meester over het water
geworden." Van zo'n uitspraak krijgt je toch bijna de tranen in de ogen.
ONTSTAAN VAN DE POLDER.
Blijkens archeologische vondsten kan de eerste permanente bewoning van de
polder het Grootslag gesteld worden rond 1000 jaar voor christus. Allengs
ontstonden er vestigingen van hele families, die gezamenlijk een
buurtschap vormden en dat gebied als haar domein konden beschouwen. Zo
ontstond de ban of banne. Het land werd daarbij volgens een wel overwogen
plan verdeeld. op de scheidslijnen ging men sloten graven om niet alleen
het water af te kunnen voeren, maar vooral ook om met de uitkomende grond
het land op te hogen en zo een betere drooglegging te verkrijgen. Zo
ontstond het beeld van de door vele wateren doorsneden polder, zoals de
meesten van ons het nog hebben gekend uit de tijd vòòr de ruilverkaveling.
Het gebied moet al heel vroeg zijn beschermd door een zeedijk. Deze dijk
was van levensbelang tegen de stijging van de zeespiegel en de daling van
de bodem die ontginning nu eenmaal onherroepelijk met zich meebrengt.
Wanneer de Westfriese omringdijk is aangelegd is niet bekend. Vanaf die
tijd moet er ook een soort waterschapsbestuur zijn geweest, ook al werd
het gevormd door de hoogmogende heren van de stadsgewesten, heemraden
genoemd. Nu nog heet een lid van het dagelijks bestuur van het waterschap "Heemraad".
RAMPEN.
In december 1286 en een paar maanden later, februari 1287 vinden er zware
overstromingen plaats. Het volk is weerloos. Daar maakt graaf Floris de
vijfde schandelijk gebruik van en bezet Westfriesland. Ik kan mij er nog kwaad over maken.
1421 St Elizabethsvloed. Weer het hele land onder water. Nu moet er toch
eens een goede dijk worden aangelegd. Dan zouden tevens de vele
binnendijkjes, waarmee de "particuliere" bannen zich hadden
beschermd, kunnen worden geslecht. Dat vereiste dus samenwerking. Zo
ontstond de polder het Grootslag, bij handvest van 1 juli 1423 opgericht
door Enkhuizen, Grootebroek, Lutjebroek, Hoogkarspel, Bovenkarspel en Oudijk (Westwoud). Later kwam in 1460 Wervershoof hier nog bij.
MOLENS.
In de vijftiende eeuw doet de molen zijn intrede, nodig voor de zozeer
gewenste diepere ontwatering. In 1452 worden de eerste twee molens gebouwd
aan het einde van de Oude Gouw bij de Noorderdijk te Enkhuizen. Een eeuw later stonden er nog maar vier. Kennelijk was het rendement niet denderend.
Die molens konden natuurlijk met hun zeer beperkte capaciteit niet veel
wegmalen. Als het een beetje regende liep het water om de molens heen de
boezem in en werd het via de spuisluizen geloosd. Alleen als het niet
teveel regende konden de molens een paar decimeter extra water wegpompen.
In de herfst staakte men de bemaling om pas in februari weer te beginnen. Al met al geen groot rendement.
Vooral Westwoud was ontevreden, omdat het effect aan het
"trappelend" wel erg miniem was, terwijl toch de volledige
polderlasten moesten worden betaald. Daarom werden die door Westwoud niet
meer betaald, al vier jaar lang niet. De burgemeester van Grootebroek was
persoonlijk (!) verantwoordelijk voor betaling van het Grootslag. Hij
moest dwang uitoefenen. Wat doe je in zo'n geval? Je gijzelt je collega
van Westwoud. Ruzie dus. Het Hof van Holland erbij. Uitspraak: Westwoud
moet betalen, maar haar klachten zijn terecht. Er moeten meer molens
worden gebouwd. Tweede probleem: wáár moeten die molens worden gebouwd.
Weer toog een commissie van onderzoek aan het werk. Uiteindelijk werd er
beslist vier achtkante molens te bouwen bij Andijk. Ook de oude molens bij Enkhuizen werden gerenoveerd. We tellen het jaar 1547.
DE GROTE RUZIE OF HET GROTE PROCES.
In 1544 wordt het Hoogheemraadschap vian de Uitwaterende sluizen in
Kennemerland en Westfriesland opgericht. Hollands Noorderkwartier dreigde
door de zee te worden verzwolgen. De zeearmen tussen Het IJ en
Westfriesland werden steeds groter. Het hoogheemraadschap kreeg de taak
deze af te sluiten (en te voorzien van uitwaterende sluizen). Een klein
deltawerkje, althans in onze moderne ogen, maar zeker voor die tijd een
groot werk.
Toen de zeegaten waren gesloten waren alle boeren, die aan de zuidelijke
westfriese omringdijk woonden, bevrijd van de onderhoudsplicht. Want zo
ging dat in die tijd: elke boer moest zijn eigen dijkgedeelte onderhouden
en dat was een zware financiële inspanning. Protest van de overige
boeren, die aanvoerden dat het werk aan de oostelijke en noordelijke dijk
tevens diende ter bescherming van het land langs de zuidelijke dijk. Maar
volgens het heersende recht hoefden die eigenaren niet mee te betalen. Er
volgde een proces dat 90 jaren heeft geduurd! Pas in 1695 beslisten de
Staten van Holland en Westfriesland dat de dijkkosten "gemeen" moesten worden gemaakt. Zo ontstond de waterschapsomslag.
HET RAMPJAAR 1675.
4 November 1675, storm over de Lage Landen. Op 5 november om twee uur 's nachts bezwijkt de Westfriese omringdijk bij Scharwoude. Het Keern en de
Zwaagdijk houden het water tegen. De schade lijkt mee te vallen. Met
"vliegende vaandels en slaande trom" trokken de burgers van
Hoorn, Enkhuizen, Grootebroek en Westwoud uit om de dijken te helpen
verhogen en verzwaren. Ook werd met man en macht gewerkt om het gat in de
dijk te dichten. Helaas, op 16 november sloeg de zee weer toe, hoger dan
de eerste stormvloed. Opmeer, Hoogwoud en Aartswoud liepen onder water,
maar het Keern en de Zwaagdijk hielden stand! Weer toog men aan het werk
deze binnendijken opnieuw te versterken, dit keer met drie voet, bijna een meter dus.
4 december barstte opnieuw een storm los. Het provisorisch met twee
paalrijen gedichte dijkgat werd "spelenderwijs" door de golven
weggeslagen. Vloed op vloed golfde naar binnen, totdat op 6 december de
Zwaagdijk aan het oosteinde bezweek. Van Hoorn tot Enkhuizen verdronken land, mensen en vee.
Pas op 23 januari 1676 slaagde men er in de gaten definitief te dichten.
Het Grootslag likte zijn wonden. Door de vrij lage zeestand kon men het
water gelukkig snel laten wegstromen, zodat de boeren reeds bij de aanvang van het groeiseizoen het land weer konden bewerken.
PAALWORM.
In 1731 sloeg de paalworm toe. Een houtworm die geïmporteerd werd met de
aanvoer van hout uit steeds verderweg gelegen landen. Dat hout werd
gebruikt voor de dijkbouw. De dijk bestond n.l. uit een kleilichaam, om
het water te keren. Daarvòòr was een pakket zeewier aangebracht om het
wegspoelen van de klei te voorkomen. Het zeewier werd op zijn plaats
gehouden door een stelsel van palen, balken en schotten.
Onnodig te zeggen welk een ramp zich in een paar jaar tijds voltrok bij
het in elkaar storten van het houtwerk. De oplossing van dit probleem was
de vooroever te bestorten met grote stenen. Al gauw kwam men er achter dat
dit miljoenen guldens zou gaan kosten, een voor die tijd gigantisch
bedrag. Als de staten van Holland en Westfriesland niet hadden ingegrepen,
zou het land zichzelf niet boven water hebben kunnen houden. Na de bouw van de Westfriese omringdijk kan deze nieuwe kustverdediging worden
beschouwd als de tweede redding van dit gebied.
Een groot waterbouwkundige inspanning kwam op gang. Allereerst werden de
stenen van dichtbij verzameld: Drentse keien, waarbij vele hunnebedden
sneuvelden. Al gauw moesten de stenen in verderweg gelegen streken worden
gezocht, tot in Noorwegen toe. Moet u zich voorstellen: zeilscheepjes
volgeladen met stortsteen, zwalkend over de zeeën. Er zullen er velen
zijn geweest die de overtocht niet hebben gehaald.
STOOMMACHINES.
De ontwikkeling van de stoommachine betekende meer kracht dan de bekende
paardekracht. Een uitkomst voor de ontwatering van het lage Nederland.
Rond 1840 stonden er in totaal 13 molens in de polder het Grootslag. In de
jaren 1840 tot 1843 zijn deze voor ƒ 60.000,- opgeknapt en voorzien van
een vijzel. Kort daarna deed de stoommachine zijn intrede. Het bestuur,
dat net veel geld had geïnvesteerd in de molens, had echter geen trek
weer een hoge investering te doen voor de bouw van een stoomgemaal.
Daarnaast hadden ze ook niet veel vertrouwen in dit nieuwe systeem. Met
de. komst van een nieuw bestuur werd besloten een proef te nemen met een
hulpstoomgemaal. Op 19 november 1861 werd besloten deze bij Andijk te
bouwen, kosten ƒ 27.000,-. In 1863 werd hij in gebruik genomen.
Het gemaal bleek een zo groot succes, dat na 6 jaar besloten werd het
hulpstoomgemaal maar af te breken en een nieuwe, veel grotere te bouwen.
Kosten ƒ 77.000,-, in gebruik genomen in 1871. Ruim tien jaar later werd
er nog eens ƒ 70.000,- aan besteed om het uit te breiden en de capaciteit
op te voeren. Intussen sneuvelden er vele molens; sommige werden verkocht
voor wat ze nog waard waren. Met de sloop van de molens verdween een
stukje karakteristiek leven uit het landschap.
De techniek bleef niet stil staan. De stoommachine werd vervangen door
dieselmotoren en electrische motoren.
REORGANISATIE.
In 1916 vindt er weer een zware stormvloed plaats. De Anna Paulownapolder
loopt onder water en ook de dijk in Waterland bezwijkt. Dat geeft de
regering aanleiding om tot de bouw van de afsluitdijk te besluiten, en de
Staten om het waterschapsbestel in Noord-Holland te reorganiseren. De
dijkbeheerstaak wordt de aloude en gerenommeerde waterschappen als
"De Vier Noorderkoggen" en "Drechterland" ontnomen en
opgedragen aan het hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier, sinds
1 april j.l. gefuseerd met Uitwaterende Sluizen. Als rechtsopvolger van
genoemde aloude waterschappen moet het mij toch van het hart, dat er sinds
1675 in Westfriesland geen dijkdoorbraken hebben plaatsgevonden, al was
het soms wel kantjeboord. Een bewijs hoe goed deze waterschappen zich toch
van hun taak hebben gekweten. Maar ja, de schaalvergroting gaat steeds verder, ook nu.
DERDE REDDING.
Ruim 20 jaar geleden werd een aanvang gemaakt met de ruilverkaveling Het
Grootslag. Een karwei van grote omvang, omdat een vaarpolder werd
omgebouwd tot een door landwegen ontsloten modern ingerichte polder. Eerst
werd de bouwvoor aan kant geschoven, om met de ondergrond de vele brede
sloten te kunnen dempen, waarna de bovengrond weer over het gebied werd
gespreid. Een modern en krachtig gemaal houdt de waterstand goed op peil.
Daardoor is het land welvarend geworden. Je ziet dat aan de uitstraling
van de WFO- veiling te Wervershoof.
Ik mag gerust zeggen, dat deze ruilverkaveling de derde redding van dit
gebied is geweest. Het was voor de boeren en tuinders niet meer te doen om
de kleine, ver weg gelegen akkers te bewerken en met schuit en kloet voor
vervoer te zorgen. Het land werd minder waard, het gebied verpauperde.
Ook toen waren er mensen die tegen de ruilverkaveling waren... We mogen
blij zijn dat het voltooid is. Vandaag de dag zouden er zoveel
natuurwaarden aan het gebied zijn toegeschreven, dat ik betwijfel of de
ruilverkaveling wel in deze vorm zou zijn uitgevoerd.
Onze tentoonstelling (met ons bedoel ik het hoogheemraadschap Uitwaterende
Sluizen in Hollands Noorderkwartier en het waterschap Westfriesland) is
bescheiden van opzet. Het geeft iets weer van de verbondenheid van deze
streek met de waterschappen. Wij hopen niettemin op een grote belangstelling.
G.J. Dijkstra
Dijkgraaf waterschap Westfriesland.