» Kistemaker Archief » Proza en Poëzie » Pagina 9
Tip-topjes van een pic-nic.
Zes uur in de morgen.
De dauw die nog allenthenen parelt, belooft een schoonen dag, 'n zacht briesje uit Z.W.
blaast wat koelte aan, heerlijk frisch voor hen die gaan werken.
Alom in de polder ontwaakt gerucht... Een, twee, drie en soms meer man in 'n rank
schuitje, tijgen ze als 'n zwerm nijvere bijen naar 't zuiden waar werk wacht. Achter die
schuitjes aan glijdt het onze met z'n vreemde last: dames en heeren, provisie, eetgerei en
vischtuig, ongewoon luxueus bij 't alledaagsche van de werkmenschen voor ons. Na een
kwartiertje ligt ons bootje weer gemeerd aan den veiligen wal... en wacht... Want bij ons
zessen zullen zich nog zeven andere vacantie-menschen voegen, om dan saam te gaan
pic-nicken, ergens ver in 't Zuid-West...
Zeven uur! Eindelijk zijn ze er! Lang hebben we staan wachten op de brug
Middenweg-Kleingouw en hebben ons schier blind getuurd op 't overgondeld water, waar
telkens 'n verre zwartige slip grooter groeide.
Even lichtte dan hoop dat 't de verwachten waren, maar spoedig doofde die weer als 't
slechts 'n "veldersschuit" bleek te zijn.
Nu zijn ze er... "alles wel aan boord". De welkomstgroet wordt wel wat getemperd door 't standje
aan de langslapers... maar dan leeft weer blijheid op, om 't mooie dat wacht. Vlug-handig wordt alle gerei
overgeladen in de grootste schuit... zeil gemaakt... en langzaam drijven we naar 't Westen. Jammer dat 't
zeilen zoo spoedig een eind heeft. Niet versagen! Dan maar om beurten een aan de kloet en als 't kan allen
op een na aan de lijn. "Piepers" worden tijdig "gejast" en een vlot verteller kort den
tijd met 't verhaal van "Columbumbus".
Hartelijke "a-hee's en a-hoi's" worden gewisseld met de nijvere werkers, die,
naarmate de zon rijst, zwaarder kamp voeren tegen de warmte, dan wij die zorgeloos
spelevaren. Nog 'n korte vaart langs 't ranke riet en we zien ons einddoel... 't boschje!
Negen uur. 't Boschje wordt dadelijk in alle richtingen doorkruist en bevonden te zijn 'n
idyllisch oord, waarvan de meesten onzer zelfs 't bestaan niet hadden vermoed. Manshooge
stekels bloeien er in ongerepte schoonheid en er is weelde van opgaand wilgenhout, de
takken alle vuilwit bepoeierd. We voelen ons als Tarzan in de tropische wildernis of als
Robinson op z'n eenzaam eiland. Beide vergelijkingen kunnen dienen: de hitte begint naar
't tropische te neigen en we zijn waarlijk op een (riet omzoomd) eiland aangeland. 'n
Onbewoond eiland nog wel, want hoewel vele teekenen er op wijzen, dat 't eiland wel eens
bezocht is geweest door burgers van 'n niet onvermaarde stad aan de Zuiderzee, zijn wij
thans toch de eenige bewoners. Gevonden worden tekstboekjes van een Kinderzang uitvoering
en al spoedig staat een mannenquartet de deugden van "Glazen Piet" te roemen. Na
de inspectie toonen de heeren zich goede corveeers, 't kampleven in alles gewoon. De
bussen met drinkwater worden op 'n koele schaduwplek diep ingegraven en 'n haardstee
aangelegd. En spoedig bewijst de zware, blauwe walm, die in N.O. richting ons boschje
ontstijgt, dat onze "stoker" z'n vak flink verstaat. Weldra zingt boven 't
knisperend vuurtje, 't water in de groote wit-emailleketel 'n suizende zang en kan koffie
worden gezet. Op 'n ruime plek hebben de heeren 'n kamer ingericht, primitief, maar daarom
leuk en knusjes zitten allen gegroept om de lage tafel met de sneetjes witbrood en de
dampende koffie. Twaalf uur 's middags.
"Eten!" Een van de dames roept 't luid, juist als de twee heeren, die naar
Grootebroek geweest zijn om brood en limonade in te kopen, terugkeren. Haastig rept zich
ieder om aan tafel te komen waar "vader" reeds aanzit om orde te houden...
"Moeder" discht 't dampende eten op en de "weeskinderen" blikken
begeerig naar de gedekte schalen op de tafel... beneden hen. Twaalf uur precies is alles
gereed om te gaan middagmalen. Dan, na 'n korte gebedsstilte, wenscht moeder allen
"smaak'lijk eten" en vader geeft den goeden raad: "Geneer je maar niet
jongens, doe maar net of je thuis bent..."
Na den noen. Vader heeft allen rust voorgeschreven, wat vooral de dames aangenaam schijnt
te zijn. Enkele heeren storen zich aan 't vaderlijk gebod niet en zijn druk bezig met 't
fabriceeren van 'n paar "hangmatten". Als die eindelijk klaar zijn, worden twee
van de dames er voorzichtig in gelegd en dan gewiegd, zoo zacht, als alleen jongens dat
kunnen. De rust duurt niet heel lang. Nog wacht 'n dessert van bessen, groote witte
aalbessen heerlijk verfrisschend in dit warme weer. Na 't dessert wordt vermaak gezocht.
De meeste heeren zijn Uilen, dus wordt gedeclameerd. Een der heeren geeft: "de
zelfmoordenaar", waarbij 'n collega-Uil 'n plastische voorstelling geeft, die ons
allen lachstuipen bezorgt. We weten niet waar we meest om lachen: om z'n futlooze houding,
z'n vreeselijk mistroostige blik, z'n meewarig hoofdschudden als de tak niet dik genoeg
is, z'n hoonende tandknars, of eindelijk 't ijselijk zich verhangen aan 't kolossale touw....
Zes uur. 't Boschje blijkt den Enkhuizers wel bekend te zijn. Nadat 's middags twee
families waren gekomen en gegaan, duikt nu weer een schuitje op van onder het wuivende
riet. Ditmaal zijn 't heeren die ons beleefd verzoeken hen niet te komen storen. En kort
daarna komt nog al een schuitje met Enkhuizers aanvaren, 'n mengelmoes van volwassenen en
kinderen. Fotografeeren blijkt hun vredig doel. Dicht bij onze "keuken" stellen
ze 'n groep op, en 'n hupse juffrouw-in-frottee gaat kiekeboe onder de doek. Als ze klaar
is vraagt onze humorist heel bescheiden of de jongedame ons niet 's wil kieken?
Hoogst bereidwillig plaatst die 't toestel om ons te "nemen". 't Is 'n leuke
groep: 'n paar heeren aan 't kopjes wasschen, 'n paar dames aan 't broodsnijden en de
anderen losjes gegroept daaromheen... "Daar gaat-ie: 21, 22, 23, 24, dank u".
Onze humorist is na 't kieken dadelijk erg intiem met de vriendelijke fotografe juffrouw
Frottee zoals hij haar noemt. Hoffelijk presenteert hij rumboonen...
Zeven uur. "We gaan verhuizen, wie gaat er mee?" zingen de corveeers, die dapper
sjouwen met pannen, hengels, hoeden, petroleumstellen, enz. Hoe we toch aan zoo'n rommel
kwamen? Eindelijk was dan alles op de meest zorgvuldige wijze geborgen, "en als de
dames nu klaar zijn, vertrekken we". Dat was net als bij de Uilen: "Als de
voorzitter klaar is, beginnen we". "Vaders jongen" maakt zeil en langzaam
varen we af. En melodieus ruischt over 't water een hartelijk:
"Vaarwel, vaarwel lief bo-o-schje,
Lief bo-o-schje, vaarwel!"
Het N.W. windje drijft ons zachtkens in O. richting. Slecht harmonieerend wordt tegen elkaar in
gezongen: O, schitt'rende kleuren en 't liedje van Koppelstok. En als, even daarna, in de schuit alles
zwijgt, zit op de voorplecht vaders jongen leutige liedekens te zingen...
Acht uur. Na 't brood eten in de schuit, hebben we op 't grasland nog eens herhaald dat
leuke spelletje: "Drie is een te veel". Nu verfrisschen we ons met de laatste
bessen. En terwijl 't bij ons wonderlijk rustig is, hooren we in 't Westen 'n
motorbootje naderkomen. "Verbee-je zag" de fotografe! Onze humorist is woest
door de te plotselinge welling van vreugde. Eventjes is-ie er stil van, maar dan zwaait hij breed z'n armen...
En de fotografe wuift vriendelijk terug... telkens weer... ver en verder...
Negen uur. We gaan huistoe.Om beurten staan twee aan de kloet. In de schuit wordt vendu
gehouden van de restanten: brood, Ranja, koek, suiker, enz. enz. Als dan 't laatste
kleinigheidje verveild is, komen de dames aan de beurt. Dat de prijzen zoo sterk
schommelen werd waarschijnlijk veroorzaakt door de "strijkgeldbieders"... Bij
"Deo Juvante" nemen 'n paar dames afscheid. De anderen varen na 'n wederzijdsch
"wel thuis" door 't Kleingouw af. Nadat de meeste "ballast"
overgeladen is, keeren de Oosterlingen weer. Wij varen haastig huistoe.
Over tienen. Op 't overdonkerde water vaart wiegend ons ranke schuitje. Een der heeren
stuwt het voort en de anderen genieten zwijgend de avondvrede. Zacht begint 'n stem te
zingen, melodieus en teer:
"Hoe zachtkens glijdt ons bootje..."
terwijl de anderen mee instemmen:
"De golfjes kabb'lend spelen
Al tegen 't bootje aan
Daar ginds zien wij ons huisje
In groene boschjes staan..."
Nog 'n paar zwenkingen, dan ligt het schuitje stil. 'n Blije groet bij 't weerzien van de thuisblijvers,
"en ik zag 't gezelschap scheide
na 'n korte afscheidsgroet."
Augustus 1923. Piet Kistemaker.