» Kistemaker Archief » Proza en Poëzie » Pagina 15
Keurig op tijd rijdt de fonkelnieuwe Crosley-bus van de NACO voor.
Prettig reizen in zo'n mooie wagen. Zie die ruime entree met tochtschermen weerzijds;
deuren, die met luchtdruk sluiten; gemakkelijke zitplaatsen met blauw leerdoek en veel
nikkelmontuur; een doelmatige verlichting, (zelfs voetlicht bij de entree) kortom, we zijn
het er allen over eens: een prachtwagen. Denk daarbij nog eens terug aan de eerste
rammelende Ford-busjes voor 16 personen... Even voor Amsterdam valt de donkerte in, nog
vervroegd door een opkomende regenbui, zodat het compleet donker is als we de hoofdstad
binnen rijden. Een korte rit door stillere straten op Noord; even rusten op de pont, dan
zijn we in het hart van Amsterdam en liggen Damrak en Rokin voor ons open in een weelde
van licht. Hoe grauw en donker was het hier in de oorlogsjaren; leeg en koud, met straten
die ons tegen gaapten als donkere spelonken... En nu: overal lichtreclames, zachtglanzend
Neonlicht, rood, groen, blauw, oranje, lila. "Kras" doet er ook aan mee. In
vurige letters staat "KRASNAPOLSKY" tegen de donkerte.
Hier zwelt ons Andijker hart van trots. Andijker spelers, brengen vanavond "Kinderen
van ons Volk" in het hart van Amsterdam. In de grote zaal moeten we zijn . . . en
welk een zaal. Zelfs Mevrouw Verra kijkt haar ogen uit, nee, hier is onze
"Meiboom" eenvoudig niets bij. De zaal stroomt vol. Van heinde en ver komen de
Staatspensionneerders naar Amsterdam getogen. We ontmoeten vele oude bekenden, ook
oud-Andijkers zijn er bij, goed zo, geen oud wijf moet er vannavond aan het spinnewiel
blijven. Elfhonderd mensen kunnen er in deze zaal en hij komt tot in de uiterste hoeken
vol. We boffen met de plaatsen. Er is een speciale Andijker hoek, waar we alles best
kunnen zien en horen en vol verwachting kijken we naar het groene gordijn met het ronde
kijkgaatje op manshoogte . . . We zien de heer Siebesma het podium beklimmen en achter 't
gordijn verdwijnen. De Andijker Pers moet natuurlijk even kijken hoe de zaak er bij staat.
Hij is gauw weer terug. Eerst beluisteren we twee enthousiaste sprekers en het is bij
negenen, als het spel begint. We zien het niet voor de eerste keer, maar het boeit ons
telkens opnieuw. Wat spelen ze goed, onze Andijker toneellui en het duurt maar kort, of we
leven weer mee mert Marieke Verberne, die zo slecht haar keus kan doen tussen Giel Slegers
en Godefridus van den Breemortel . . ., Giel, die wat "astranterig" -aanhalig is
en Godefridus, die zo houterig doet, maar die toch zo'n echt-goeie inborst heeft. We
genieten echt van het fijne spel van Klauske, de knecht, en van de grappen van Doruske
Timmer, met zijn naief verhaal over de doodkist van den goddeloze notaris. Het spel boeit
allen en we voelen hoe gaandeweg het conflikt groeit, hoe het tot een botsing moet komen
tussen Godefridus en Giel. Dan is daar telkens die pracht figuur van Pastoor Vogels, als
een zorgzame vader voor zijn lieve kinderen, die met zoveel liefde en toewijding telkens
weer tracht te bemiddelen. Hoe heftig is vader Verberne tegen het gewauwel van zijn
dochter... "streken zijn het, streken, en anders nie", en hoe tevreden is hij,
als Marieke toch Godefridus kiest. Maar moeder Verberne heeft Giel door, het moederoog
ziet scherp en het moederhart klopt zo warm. Het conflict komt...: "dacht ge, da'k 't
niet gezien had, met dieen want?"... (Wat een enorm sterk spel, speelt Godefridus
hier. Welk een mimiek. Het applaus na de 2e acte, was zeker verdiend). Het conflict
groeit en de oplossing moet komen. We voelen de beklemming: Giel waagt hier teveel; dat
moet mislopen en het loopt ook mis. De twee rivalen meten elkaars krachten en Giel moet
het onderspit delven. Een bijzonder moeilijk en veeleisend spel, maar hoe keurig wordt het
afgewerkt. Welke fijne trekjes: bijzonder opvallend was hier het spel van Klauske, als
Marieke hem het eerste het grote nieuws vertelt... "Welk een keurig spel ook van het
"comiteke"; de pedante bovenmeester van Veldhuizen, met zijn "conditio sine
qua non"; de kerkmeester Graard de Bijl, die van 't pompierke leest en de peelwerker
Driekus de Booy, die natuurlijk het schoolmeestersjargon niet kan volgen.
Rest ons nog te gewagen van het uitmuntende spel van Pastoor Vogels en de oude Slegers,
die ouwe stijfkop, die niet met Godefridus van den Breemortel in hetzelfde
"comiteke" wil zitten en die tenslotte zich na een roerend gesprek met zijn oude
vriend, de pastoor, gewonnen geeft... ("hoe zeide gij dat ook weer, van Mariekes,
daarboven?) Prachtig, zulk spelen. Zoiets ziet men nooit teveel. En wat een echte
voldoening, als tenslotte de oude pastoor het pleit heeft gewonnen en zijn lieve
parochianen samengebracht, gelijk een hen haar kiekens verzamelt en hij Jans, de
huishoudster, van zijn extase laat meegenieten.
Een dankbaar applaus beloont de spelers, het zwelt aan, tot in de uiterste hoeken van deze
enorme zaal... het sterft af en verzwakt, maar als het groene gordijn opnieuw opengaat,
rijst het applaus weer op, opnieuw en sterker als voorheen, het wordt tot een donderende
ovatie... die langzaam afneemt, maar weer aangroeit als het gordijn weer wijkt... nog eens
en nog eens weer. Dat is Andijker Toneel in het hart van Amsterdam.
Of er dan geen fouten waren? Och natuurlijk wel. We meesmuilden even, als Klauske naar het
hooiland gaat, met een glimmend gepoetste koperen ketel, of als twee witte porceleinen
hondjes, het fraaie decor van de pastoorskamer zo hopeloos bederven. Maar dat zijn
kleinigheden, waarvoor de spelers niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld, omdat men
de zaak in Amsterdam voor elkaar maakte. Ze doen niets af van het prachtige spel dat het
Andijker Toneel deze avond in "Kras" heeft gegeven.
De Andijker, Zaterdag 23 oktober 1948, Piet Kistemaker.