» Kistemaker Archief » Proza en Poëzie » Pagina 34
De primitiefste manier van dorsen is die met een kromme stok. Wie dat nooit eerder
gedaan heeft, voelt een flinke dreun in zijn arm, maar de kenners dorsen vrolijk met drie
of vier man in gelijke slag... Een verbetering was de dorsvlegel: een stok met ronde knop
en een draaiend dwarshout, de vlegel, hier "vluil" genoemd. Die vlegel werd aan
de stok bevestigd met twee palingvellen, hier "eelshuide". Als de knop brak, kon
die vluil een gevaarlijk projectiel worden! Een nieuwe knop snijden was niet zo bar
moeilijk, maar de eelshuide te knopen was vakwerk! Er werd gedorst op dorszeilen gemaakt
van afgedankte botterzeilen, met de letters er nog op en soms getaand. Als de grond nog
wat nat was, werd er eerst stro gespreid. In een natte herfst was het vaak moeilijk om de
zware zeilen weer droog te krijgen. Een slimme oom van mij sjouwde het zeil over de dijk
en spreidde het over de "zeestiene" uit. De trekking van de wind tussen de
stenen maakte dan het zeil wel droog!
Toen kwam de dorsmachine. Eerst met handkracht, een zwaar werk. Kees Dijkman deed het
helemaal alleen: 's morgens het zeil en het "draaiorgel" in de schuit. Bij zijn
land aangekomen, spreidde hij eerst het zeil uit. Dan wrikte hij al zigzaggend de machine
uit de schuit en tegen de wal op. De machine naar het zeil slepen en dan maar dorsen!
Met een arm draaien en met de andere insteken en af en toe met de voet het stro
wegschoppen... Handen en voetenwerk dus! Er kwam een betere machine van Manille Bogaerts
uit Tilburg, met versnelling, maar het draaien was nog geen kinderwerk!
Bij de voortgaande mechanisatie kwam de motordorsmachine. In het begin met veel gesukkel
door onkunde, wat motoren betrof. En vaak een gebroken riem. En poelies verwisselen,
allemaal tijdverlies op zo'n drukke dorsersdag! De dorsmachine van Heinrich Lanz,
Mannheim, was zwaarder en breder, zij kon veel meer verwerken dan de handdorsmachine
voornoemd.
De grote zaadfirma's hadden een "wrijver" voor moeilijk te dorsen zaden, bijv.
bietenzaad en sommige bloemzaden. Maar voor een gewone tuinder was het niet rendabel om
zo'n apparaat aan te schaffen.
In de tijd, toen hier nog "grofbouw" was, hadden sommige boeren een treemolen,
door een paard aangedreven. Het dier moest dan in de kast traplopen, zonder ooit vooruit
te komen... Zoiets als wanneer wij de domtoren beklimmen. De paarden zagen het dan ook met
vrees en beving aan. Maar als het dier er niet in wou, ging de zweep er over, want die
oude boeren waren niet bepaald zachtzinnig! Er is ook eens een dorskast geweest, maar
daarvoor waren de bedrijven hier te klein en het vervoer per schuit of praam te
moeilijk... En nu? Pop Vriend dorst buiten op een betonnen vloer, eenvoudig door een
trekker heen en weer over het "spree" te laten rijden. Wat een gemak. Geen natte
zeilen meer, geen gebroken eelshuiden, geen halflamme armen, geen weigerende motor, geen kapotte riemen, geen poelies meer te verwisselen...
Hora ru'it, de tijd staat niet stil!
Oktober 1984, Piet Kistemaker.