» Religie » Strijd en Zegen » Pagina 8-10
Laten we eens zien, waar de jonge gemeente des zondags samenkwam. Welnu, de eerstgebouwde kerk had
al heel weinig bouwkundig schoon. Het was eigenlijk van aanzien een zwartgeteerde schuurkerk. Die stond
aan de Dijkgracht ongeveer tussen de beide thans bestaande broodfabrieken in de Kathoek. Het gebouw
stond zo dicht aan de gracht, dat de brug vanaf de weg zo in de kerkdeur overging. Op palen gebouwd,
kon het kerkje bij stormweer schudden en kraken, zodat men het beleefde, dat bij een extra sterke wind
een deel van de kerkgangers zich uit de voeten maakte! Van binnen ongeverfd, zo sober mogelijk in alles,
verschafte het gebouw plaats aan ongeveer 200 personen. als men er 's avonds eens vergaderde,
stonden hier en daar kaarsen op de banken. De weg er heen liep boven over de dijk, en hier en daar waren
gedeeltelijk onbeharde paden onderaan. Moest men in die tijd een bezoek afleggen op een winteravond,
dan diende men laarzen aan te hebben en een kaarslantaarn mee te dragen. Omtrent het jaar van de bouw
van dit kerkje alsmede van de kosten, is in de boeken niets te vinden.
Bij een kerk behoort een koster en zo was het ook bij deze kerk. Laten we samen even lezen de:
De kerkmeesters der Chr. Afgescheiden Gereformeerde gemeente te Aandijk doen te weten:
Wegens het schoonhouden en in orde maken der kerk:
Artikel 1. De kerk moet alle weken worden aangeveegd. Doch vóór het vegen moeten
de vier kleine raampjes worden opengedaan, en als het vegen gedaan is, moeten de stoelen en banken
worden afgestoft.
In het bijzonder dient gelet te worden op het wegruimen van spinnenwebben en nesten, alsook op het
schoonhouden van de glazen.
Artikel 2. In de zomertijd bij warm weder, moet er op gelet worden dat er vóór de
Godsdienst twee kleine raampjes aan de benedenwindskant open zijn. En vóór de namiddag
Godsdienst de gordijnen voor de glazen wanneer het door zonneschijn vereischt wordt.
Artikel 3. Daar moet voor iedere keer als de Godsdienst gehouden wordt een schoon glas met zuiver
water en suiker op de predikstoel klaar staan.
Artikel 4. De kerkstoelen of tafel mogen des Zondags of andere dagen niet uit de kerk gehaald
worden zonder vergunning van de kerkmeesters.
Artikel 5. Voor deze werkzaamheden zal ieder vierendeel 's jaars twintig centen per week
betaald worden, deze termijnen zijn verschenen met 1 Januari, 1 April, 1 Juli en 1 October.
Artikel 6. Voor het sluiten en ontsluiten zal jaarlijks met het ingaan van ieder nieuwjaar drie
gulden betaald worden.
Artikel 7. Bijaldien in gebreke te blijven, zoodat niet aan deze eischen voldaan wordt, zullen
de kerkmeesters zig geroepen houden andere middelen te werk te stellen!!
Er bestaat een oud rijmpje: Toen de kerken waren van hout, waren de mensen van goud. Nu een houten
kerk was hier, maar wat het overige aangaat, er was voor de kerkeraad al spoedig veel moeite en zorg.
Twee groepen maakten het in de gemeente voor hen zoo dat er veel bladzijden over zijn volgeschreven.
De ene groep noemde men Kooilieden. omdat ze vooral geleid werden door een Pieter Kooiman. De anderen
helden over naar de leringen van Jan Mazereeuw.
Het is ten slotte zo ver gekomen, dat de kerkeraad in de vergadering van 10 november 1848 nog weer een
paar broeders ouderlingen aanwees om met hen te spreken. Ze rapporteerden in de volgende vergadering:
„De Kooilieden houden vast aan hun stelselmatige dwaling, dat de kinderdoop ongoddelijk is enz.”
Deze groep verzocht dan ook om hun namen uit het lidmatenboek der kerk te verwijderen.
De andere groep, de aanhang van Mazereeuw, hielden vast aan hun dwaling, dat de prediking des Goddelijken
Woords, en de bediening der heilige sacramenten naar de tijdsorde hadden uitgediend. Ook zij onttrokken
zich aan de kerk. De kleine gemeente verloor door het uittreden van deze groepen een heel getal leden.
Het waren overigens in onze omgeving nog zeer kleine gemeenten. In 1852 was de classis Enkhuizen wat
het ledental betrof: Urk 700, Enkhuizen 58, Edam 50, Medemblik 60 en Andijk 85 belijdende leden.