» Religie » Strijd en Zegen » Pagina 16-19
Uit opgravingen de laatste jaren om en bij Zwaagdijk is gebleken, dat hier in overoude tijden al mensen hebben gewoond.
Ook op West-Andijk worden gebruiksvoorwerpen en scherven van aardewerk in de grond gevonden en meer in het
midden werden stenen messen opgegraven. Er moeten grote geologische veranderingen hebben plaats gevonden, want tijdens
de bewoning in die oude tijden was er van inpoldering nog geen sprake. De bodem moet hoger dan de zeespiegel hebben
gelegen. Of de bodem is ingezonken, of de zeespiegel is gerezen. Er ontstonden toen moerassen, waar het voorgeslacht
met grote inspanning een bewoonbare streek van heeft gemaakt, die aan vele geslachten een levensbestaan heeft verschaft.
Drie eeuwen geleden was hier vooral aan 't westelijk gedeelte een bevolkingsgroep gevestigd, die daar een bestaan vond.
Het waren Hervormden die daar een kerk hebben gebouwd,
die er nog staat en het jaartal 1667 draagt. Daaromheen vormde zich een dorpscentrum, waar zich de officiële instanties en
leidinggevende personen vestigden.
De bevolking nam ook in oostelijke richting toe en het bracht
grote bezwaren mee, om steeds weer de tocht naar West te moeten maken. De wegen waren slecht en zonder
wegverlichting. Vooral in 't barre seizoen was het een zeer moeilijke
opdracht, om bij ziekte en geboorte hulp te halen. Ook bij
trouwplechtigheden, notariële aangelegenheden, of wanneer
men iets met de posterij van doen had. Over de begrafenissen
hoorden we van ouderen wel zeer droeve verhalen. Meest
boven over de dijk, waar een weg was, bracht men de
overledene naar het kleine kerkhof van „Buurtje”. De veranderingen in de loop der jaren hebben machtige verbeteringen
gebracht, waarmee de gereformeerden ook ten zeerste waren
gebaat. Zij hadden veel voor op de vaderen op cultureel
gebied. Maar in het heerlijk licht van het Evangelie deelden
beiden. Een voorrecht dat de bewoners hier in overoude tijden wel niet hebben bezeten.
Wat het huislijke leven aangaat, dat zal in die tijd tamelijk
rustig zijn geweest. Behalve een enkele keer, als men de
produkten van veebedrijf of landbouw naar Enkhuizen of Hoorn
bracht, was er weinig contact met de buitenwereld. Kranten
werden door enkele intellectuelen gelezen en de lectuur
waarvan men zich bediende, kwam uit eigen boekenkast, of
werd van anderen geleend. Men meent soms, dat er enkel
„oude schrijvers” in de woningen te vinden waren, waarmee
prekenboeken worden bedoeld. Maar er was in die tijd een
hele sortering boeken op ander gebied. Men las de
„Vaderlandsche Historiën”, of de „Catechismus der natuur”, van
Martinet „Nieuwe tijdsche Wereldbeschouwing”, een dik
boek, waarin al de toen bekende wetenschappen werden
beschreven. Bunyans „Christenreis”; „De Sterrenhemel” van Martinet enz.
Ook las men aan tafel vaak gedichten voor, stichtelijke van
Wits, Groenewegen, alsook de mooi geïllustreerde boeken
met gedichten van Jan Luiken, Cats en Van Alphen. Ook de
berijmde psalmen werden aan tafel voorgelezen. Van kunstnijverheid is ons weinig overgebleven. Wel kwamen er hier
en daar pijporgels voor, en zondags of bij verjaardagen zong
men meest psalmen. De gezangen zijn door Ds. De Cock
zo onderhanden genomen, dat ze ongeveer op de index kwamen te staan.
Wat de jeugd aangaat, kinderspelen waren er genoeg en de
oudere jeugd had ook zijn vermaken, al streed men niet om
een voorsprong van „twee tiende seconde”. IJsvermaak stond
in hoog aanzien, ook toen waren: „schaats en romance…” gekoppelde begrippen.
De kleding was eenvoudig en solide. 't Was een andere tijd
dan die der nylon-produkten. Gewestelijke klederdracht bleef
hoofdzakelijk beperkt tot de hoofdtooi der vrouwen:
Westfriese Hul, boerenhoedje. Bij de viering van het
H-Avondmaal trok men gewoonlijk zwarte kleren aan en de
kerkeraadsleden droegen dan de hoge hoed. Na een
doopplechtigheid gingen de „doopouders” veelal een uurtje naar de pastorie.
Onderwijs: De kinderen bezochten de school zeer
onregelmatig. Er was geen leerplicht en veel kinderen moesten al vroeg
mee naar de akker. Zo waren er mensen, die alleen konden
lezen, maar niet schrijven en anderen konden bijna niet
rekenen. Destijds werd in de school ook hier nog wel uit de
Bijbel verteld, ook werd er gebeden, totdat dit bij
overheidsverordening verboden werd. Oudere mensen hebben
verteld, dat op een morgen de meester met tranen in de ogen
meedeelde, dat hij voortaan niet meer met gebed mocht
beginnen. De straffe overheidsbepalingen waren oorzaak, dat
men hier plannen maakte voor de bouw van een Christelijke
school. Daar gingen jaren van overleg aan vooraf, maar door
het geloof en de offervaardigheid van de kleine groep
belijders is de school er gekomen. De 6e december 1867 kon men
een begin met de lessen maken. De eerste jaren ging de school
van de Geref. kerk uit, maar deze is later aan een Chr.
Schoolvereniging overgedragen. Het kerkelijk toezicht bleef
echter. Predikant en ouderlingen bezochten haar naar
toerbeurt. Zo had men als Christenen gedaan, naar wat een dichter (Da Costa) eens schreef:
„Bouw scholen in wier schoot het Evangeliezout
Uit on- en bijgeloof een dierb're jeugd behoudt!”
Als bijzonderheid kan nog gemeld, dat in de daaraanvolgende jaren enkele gezinnen zijn geëmigreerd
naar de Verenigde Staten van Noord-Amerika, Het waren bijna uitsluitend gereformeerden.
Tot zover is ons voorgestelde doel bereikt. De opzet was:
Ten eerste, iets mede te delen over de stichting der kerk en wat er mee samenhing.
In de tweede plaats een uittreksel te geven uit het
boek van
wijlen R. Prins, dat hij schreef bij gelegenheid van het
75-jarig bestaan der kerk.
Nu rest ons nog, iets te schrijven over: