» Religie » Strijd en Zegen » Pagina 19-22
In de eerste helft van de 19e eeuw, onder de regering van de
eerste koning, werden de Afgescheiden Gereformeerden verdrukt en vervolgd. Aan het begin van de 20e eeuw zat de
jonge koningin Wilhelmina op de troon, en was de Anti-revolutionaire Dr. A. Kuyper, lid van de Gereformeerde kerk,
minister-president. Het verschil was wel heel groot. Er werd
ook met de Gereformeerde kerk rekening gehouden. Reden tot dank en blijdschap!
Toch hing er in de eerste jaren dezer eeuw een schaduw over ons Nederlandse volk. 't Was de oorlog in Zuid-Afrika, waar
onze stamverwanten streden tegen de machtige Engelse overweldiger. Voor zover het enigszins mogelijk was, heeft ons
volk hulp geboden, vooral, toen Engeland de gruwel beging,
om de Boeren-vrouwen en -kinderen in concentratiekampen
bijeen te brengen. De Boerenhoeven werden daarna verbrand,
om zó de strijders voor vrijheid en recht te dwingen, om de wapens neer te leggen.
Nog herinneren we ons de levendige belangstelling die hier gevonden werd, zo bij ouden als jongen en niet het minst bij
Ds. Van der Sluis, die des zondags in de godsdienstoefening
de zaak van onze oud-volksgenoten in het gebed aan God opdroeg.
Er kwam een verzoek binnen van het bestuur van het fanfarekorps „Excelsior” van Andijk, om in de kerk een
uitvoering te mogen geven, ten bate van de Zuidafrikaanse vrouwen en kinderen. Dit werd door de kerkeraad welwillend
toegestaan.
Als de jongelingen 's avonds naar de catechisatie gingen, stonden ze vooraf om de predikant heen, die hen dan zijn
gedachten omtrent die worsteling meedeelde. Zijn Eerwaarde
vergat soms het uur van aanvang, zo intens leefde hij mee in die dingen.
Toen we op een morgen als kinderen in de school kwamen, was het hoofd der school, de heer Broekstra bezig om in een
busje een gleuf te maken. En weken aaneen namen we een
bijdrage mee om in dat busje te doen voor de nood onzer stamverwanten.
Deze hoofdonderwijzer was tegelijk ook voorlezer in de kerk en zo nodig ook voorzanger. Hij was geen lid van de
kerkeraad, maar zat toch in de ouderlingenbank. Ook ging hij met
de dominee mee, als er begrafenis was. Hij las dan in het
sterfhuis een deel der Schrift.
Naderhand lazen de ouderlingen in de kerk voor.
Een andere strijd laaide fel op in ons werelddeel; het was de grote worsteling van de arbeiderswereld om een beter
levensbestaan. Onder leiding van vurige propagandisten kwamen
machtige bonden tot stand. Treurig waren alom de toestanden
in de vorige eeuw bij de arbeidersklasse. Hongerlonen,
vrouwen- en kinderarbeid onder zeer slechte hygiënische
omstandigheden. Slechte woningtoestanden, het ontbreken van een
leerplichtwet waren oorzaak, dat alom gehoor gegeven werd
aan de oproep om zich te verenigen. Er werden revolutionaire
klanken gehoord, de kerk ontving scherpe verwijten over grote onaandoenlijkheid, en niet geheel ten onrechte.
Maar het ontbrak ook in Christelijke kringen niet aan
mededogen, en het Gereformeerde volksdeel heeft zijn taak in deze verstaan, hoewel we ook hier ter plaatse nog
conservatieve klanken konden horen toen in de Christelijke pers met klem werd opgekomen voor verbetering in de sociale noden van ons volk.
Daar ook de kerk ten nauwste betrokken is bij de gang van het maatschappelijk leven, mocht zij aan de ontzaglijke kamp om lotsverbetering niet voorbij gaan.
In deze dagen van herdenking van het 125-jarig bestaan der kerk kunnen we, om ons heen ziende, aanschouwen tot welke geweldige resultaten de grote worsteling heeft geleid. Zeer belangrijk is ook geweest de totstandkoming van de Leerplichtwet, die een einde maakte aan onnoemelijk leed in de kinderwereld, die op een leeftijd van 7 of 8 jaar ook in werkplaatsen en fabrieken moest helpen om de inkomsten thuis iets te vergroten.
Wat het kerkelijk leven aangaat, er kwamen verzoeken in, om meer contact van de gemeente met de kerkeraad. Het gevolg was, dat er gemeentevergaderingen werden gehouden, waar een verslag werd gegeven van de gang van zaken, een referaat werd gelezen en allerlei besprekirigen in 't belang van het kerkelijk leven werden gehouden.
Door de gestadige groei der gemeente dienden weer maatregelen genomen te worden. Het kerkgebouw kon de schare niet meer bevatten. De oude pastorie is toen afgebroken, en aan de oostzijde bouwde men in 1905 een gedeelte aan de kerk en daarnaast de pastorie. Dit werk is uitgevoerd door C. Gutter. timmerman te Andijk. Het aantal zitplaatsen werd toen 650.
De eerstvolgende jaren ging het leven hier rustig verder. Wel zou er een en ander zijn te melden, maar het gaat thans om de hoofdzaken.
In 1911 vierde de gemeente haar 75-jarig bestaan. 's Middags sprak Ds. Van Dorp een rede uit, waarin de historie der
kerk naar voren kwam, en 's avonds trad Ds. J. van der Sluis voor de gemeente op, haar oud-leraar, die de gemeente van
Andijk vergeleek met de gemeente van Filadelfia. Deze gemeente had naar Christus' woord kleine kracht, maar had
Zijn woord bewaard en Zijn naam niet verloochend. Na hen
spraken de classispredikanten, de laatste van hen, Ds. v. d. Vegte van Urk, die eindigde met de woorden: „De kracht
welke de wereld overwint is het geloof. De kroon wordt eens gegeven aan wie wettig hebben gestreden.”
Ter gelegenheid van deze gedenkdag schreef R. Prins op verzoek van de kerkeraad een boekje, getiteld: „Het vijf en zeventig jarig bestaan der Gereformeerde kerk te Andijk”.