» Religie » Strijd en Zegen » Pagina 25-26
Tijdens deze oorlog kwam er voor Nederland een aanval van een oude vijand: het water.
In de namiddag van 13 januari 1916 werd de jaarlijkse verhuring van zitplaatsen gehouden in de Geref. kerk. Het was
als steeds hetzelfde woelige tafereel. De stem van een der
diakenen klonk luid op, om de prijs zo hoog mogelijk op te
voeren. Dit bracht die dag de som op van ƒ 2247,-. Buiten
was het stormachtig. Broeiglazen en dakpannen werden weggeblazen en tegen de avond nam de wind nog in hevigheid
toe. De nacht, die volgde, was vol verschrikking. Er werd
alarm geslagen. Noorderstorm vergezeld van een springvloed
joeg het zeewater op tot over de dijk, die in die tijd een meter
lager was dan nu. Hele stukken. aan binnen- en buitenkant
sloegen weg en er dreigde doorbraak. Men deed wat men
kon, maar het bleek dat mensenkracht weinig kon uitrichten.
Het ergste werd gevreesd. Men joeg vee van de stallen het
land in en enkele burgers gingen met de schuit naar de
streek. Een groot aantal vrouwen en kinderen zocht toevlucht
in de Chr. school, bedreigd als ze waren op de plaatsen waar hun woningen stonden.
Maar de gehavende dijk hield stand en de doorbraken in de Anna Paulownapolder en bij Broek in Waterland
waren menselijkerwijze oorzaak, dat hier verlichting kwam.
De volgende dagen werden de mannen opgeroepen om de weg weer ruim te maken en de ergste gaten in de dijk
weer op te vullen. Ook de zondag ging men door met het werk. 's Avonds was er een dankstond. Ds. Van
Dorp liet zingen: Psalm 124 : 1 en 2. Tekst was Psalm 95 : 3-6: „Want de Here is een groot God, ja
een groot Koning boven alle goden, Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt… Komt laat ons
aanbidden en nederbukken. laat ons knielen voor den Here, die ons gemaakt heeft.” Prediking en
dankzegging maakten diepe indruk.
Over de gevolgen van deze stormnacht behoeven we niet
uit te weiden. Het bestuur van de polder heeft de zaak flink
aangepakt, en de gedaante van ons dorp is er geheel door veranderd.