» Religie » Strijd en Zegen » Pagina 37-38
Wanneer ik me neerzet om de kerkgeschiedenis van de Gereformeerde kerk van Andijk na het verscheiden van Ds van
Dorp tot heden te beschrijven, dan zal de lezer terecht allerlei
aan- en opmerkingen kunnen maken. Uit alles zal blijken, dat
de schrijver geen journalistieke pen bezit, maar tevens roept
hij de clementie van de lezer in en verzoekt hem daarbij te
bedenken. dat het gemakkelijker valt, geschiedenis te schrijven van de eerste tijd, over mensen, die reeds lang door
het tegenwoordige geslacht vergeten zijn, dan over mensen
die door iedereen nog te herkennen zijn, of nog leven.
Is Kerkgeschiedenis dan een beschrijving van mensen, zult
U terecht opmerken. En mijn antwoord is: Ja en nog eens ja!
De Koning der kerk, bedient zich van mensen. Hij heeft
de ambten ingesteld. en die mensen. zondig als anderen.
heeft Hij tot dragers van heilige dingen gemaakt. Ambtsdragers.
Dienaren des Woords, ouderlingen en diakenen, de ene gaat
en de andere komt, maar het ambt blijft. De kerk des Heren
staat en valt met het ambt. de rechtstreekse verbinding met
de grote profeet Priester-Koning Jezus Christus. Zolang het
ambt het oor niet neigt naar de valse verbroedering maar
alleen naar het onfeilbaar Woord van God, zolang zal de
kerk, ook de kerk van Andijk blijven bestaan totdat de twee
getuigen vermeld in de apocalyps gestenigd en gedood daar
neerliggen op de straat, maar dan komt Jezus, en Hij zal de
zijnen uit de dwarling voeren, en versteken in Zijn veilige hut.
Maar wij zullen de geschiedenis laten spreken, vastgelegd
in vele notulenboeken, sprekend van de schier ontelbare
malen dat de ambtsdragers, zich bekommerden over de kerk
des Heren.
Zo was dan het tijdperk van Ds van Dorp voorbij. Op de
dodenakker te Andijk-Oost, herinnert een simpele steen nog
aan hem, en rust hij te midden van het volk, dat hij heeft
lief gehad. Voorbij was voor hem de bekommering over de
kerk, die werd aangevochten, door hen, die poogden, zij het
te goeder trouw, de kerk van Andijk te scharen achter Dr
Geelkerken. Hij was niet meer opgewassen tegen de felle
kritiek op onze Gereformeerde kerk, en heeft zijn moede hoofd
neergelegd, wachtende op het loon der gaarne getrouwe knechten.
De prediking van Ds van Dorp, zou men Evangelisch kunnen
noemen, de oudere generatie genoot hierin, het was hun zielespijs.
Het komend geslacht wilde wel gaarne eens nieuwe vormen.
De kerkeraad onder het presidium van wijlen broeder Jacob
Vriend ging na de emeritering van Ds van Dorp direct over
tot het beroepingswerk. Dit was gezien de groeiende gemeente niet gemakkelijk. In 1928 telde onze gemeente reeds
1451 zielen. Maar daar kwam iets bij wat een predikant zou
kunnen afschrikken. Zeer ernstige familietwisten beroerden
de gemeente, en dan een groot aantal leden die de kerkeraad
bestookten met protesten tegen de uitspraak van de Generale
Synode van Assen 1926 inzake de leergeschillen, en bovendien een nog niet gedoofd vuur, slechts door een zwakke korst
bedekt, van een strijd om een of twee scholen.
O zeker, de uitwendige toestand was niet onaantrekkelijk,
daar was een steeds stijgende welvaart, maar de innerlijke
verdieping en beleving hield hiermee geen gelijke tred. De
wereld, in de zin van de apostel Johannes, als hij zegt: „kinderkens hebt de wereld niet
lief” bekoorde ook ons volk.
Na vele informaties en bezoek aan predikanten werd een
tweetal aan de gemeente voorgesteld en wel Ds J. J. Bouman
van Urk en Ds Kouwenhoven van Leidschendam. De Ds van
Urk werd met flinke meerderheid verkozen doch bedankte
voor het op hem uitgebrachte beroep.