» Religie » Strijd en Zegen » Pagina 51-52
En toen is als hulpprediker, (menigeen herinnert zich dat droeve instituut nog wel),
Candidaat M. Pos te onzent contractueel benoemd als hulpprediker, die tevens een gedeelte
der catechisaties verzorgde. Een in allerijl aangekocht huis aan de Knokkel werd door hem dankbaar betrokken.
Met grote trouw heeft hij ongeveer een jaar lang in onze
gemeente gearbeid, tot hij een benoeming kreeg van Oosterend op Texel; welke gemeente hem daarna de wens zijns
harten deed geworden, door hem te beroepen als predikant.
In dit alles om woedde de oorlog in al zijn hevigheid. En er
was grote benauwing aan alle kant. De kerkeraad besloot met het oog daarop, onder de invloed van de zorgen naar
binnen en naar buiten, op 13 maart 1942, om het Heilig Avondmaal, inplaats van vier maal per jaar, nu iedere twee
maanden te vieren. De verbondenheid met elkander en met „ons Heer en Hoofd” werd sterk aangevoeld. Het werd een
biddend volk.
Het beroepingswerk begon de nodige aandacht te vragen, maar voor wij tot deze ernstige zaak overgingen werd de
gemeente opgeroepen tot gebed. Onze consulent Ds Dijkstra van Hoorn voldeed gaarne aan ons verzoek en treffend was
zijn tekstkeuze uit Exodus 33 : 15 (statenvertaling.) „Toen zei de hij tot Hem: Indien Uw aangezicht niet mede gaan zal.
doe ons van hier niet optrekken.”
Levendig herinnert schrijver dezes zich, die tevens voorzitter
was van de daarop volgende gemeentevergadering, hoe dit
woord weerklank vond en beslag had gekregen op de harten. Daar deelde de kerkeraad mee dat het met deze grote gemeen te niet
mogelijk was, aan één predikant de gehele verantwoordelijkheid op te dragen en al het werk alleen te laten
doen.
De kerkeraad vraagt een offer; een zodanig offer in geld,
dat wij bij het beroepen van een predikant kunnen zeggen,
U kunt er op rekenen dat wij op korte termijn naar een
tweede predikant zullen uitzien. En de gemeente heeft de
vraag overtroffen, want in twee jaar tijds werd een extra
bedrag van ƒ 69.000,- opgebracht, zodat de schuld der kerk
daardoor verminderde tot ƒ 10.000,-. En daar was grote
blijdschap. God zelf had deze druk verlicht. Een beroepingscommissie werd benoemd en na een teleurstelling door het
bedanken van Ds F. Hofman werd Ds Morsink uit Bergentheim beroepen. Op 12 nov. 1942 kwam de blijde mare dat
Ds Morsink het beroep had aangenomen. En daar was grote dankbaarheid.
Inmiddels greep de hand van de bezetter steeds meer in. Bij
het hoofd van de Dr Kuiperschool werd huiszoeking gedaan,
gelukkig zonder resultaat, want ieder wist dat dit een man was die voor geen bezetter op zij ging.
In de notulen van de kerkeraad, gehouden 20 aug. 1942, lees ik, dat de voorzitter hem toespreekt en, Gode dankbaar, hem
geluk wenst met dit resultaat. Op 15 okt. van het zelfde jaar lees ik dat de kerkeraad de ouders zal waarschuwen om hun
zonen in geen geval in de beruchte arbeidsdient te laten gaan als in strijd met hun doopbelofte.
Verder moest het jeugdwerk worden geregeld en in het geheim worden gehouden. Zo was de toestand toen 20 dec. 1942
de intrede van Ds Morsink zou plaats vinden. Een stralende dag. Een gemeente die het kerkgebouw tot in de nok vulde.
De kinderen zaten tot op de trappen van het podium en het orgel klonk met blijde toon. Het was of de duisternis van de
oorlog vergeten was, en wat blijkt dan op zulke tijden hoe rijk de Kerk van Jezus Christus is. Na bevestigd te zijn door
zijn alombekende schoonvader Ds Jansen, verbond Ds Morsink
zich aan de gemeente met een woord uit II Petr. 1 : 19 en noemde zich naar dat Woord een vuurtorenwachter om het
licht van dat profetisch woord te doen uitstralen; en de gemeente doet wel daarop acht te geven.