» Religie » Strijd en Zegen » Pagina 55-56
Maar de nood maakt vindingrijk. Overal werden nu huisgodsdienstoefeningen
gehouden van ongeveer 10-14 personen, die na afloop, ongemerkt weer naar hun schuilplaatsen gingen. Daar was wel
reden tot grote voorzichtigheid. Drie leden van onze gemeente zijn gevangen genomen, maar gelukkig hebben ze allen het
leven behouden. De laatste keerde echter pas na de bevrijding uit Duitsland terug.
Al waren de tijden moeilijk, de samenkomsten van de
gemeente werden iedere zondag geregeld gehouden en de kerkeraad vergaderde regelmatig. Verwarming en verlichting van
de lokalen werd steeds moeilijker, zodat soms bij de warme oven in de bakkerij van A. de Vries vergadering werd gehouden.
De beroepings-commissie begint haar werk. Auto's zijn niet
meer beschikbaar en rond dolend door verduisterde dorpen
bezochten zij de daarvoor in aanmerking komende predikanten. Op zondag 20 juni 1943 mocht de gemeente een keuze
doen uit een drietal predikanten en wel Ds H. Grosheide, Ds J. Kleine en Ds A. J. W. Vogelaar. Hieruit werd bij de
eerste stemming door de opgekomen manslidmaten Ds H. Grosheide van Noordeloos verkozen. Kort daarop verblijdde
hij ons, met dit beroep aan te nemen. Zo had onze gemeente,
die reeds 1946 lidmaten telde, dan eindelijk het vereiste tweetal predikanten.
Het was een tweetal, mede de oorlogsomstandigheden in aanmerking genomen. dat voor ons
onvergetelijk is geworden. De gang van Ds Morsink en Ds Grosheide in onze kerken getuigt voor elkeen. van hun bijzondere
kwaliteiten. Daar was een contact met de gemeente dat zich
veel verder uiftrekte dan des zondags alleen. Te midden der benauwenis een hoogtij in onze kerk. Zo gingen ze beiden te zamen!
In die jaren heeft de kerkeraad een commissie van beheer ingesteld met een administrateur die geen lid behoefde te zijn
van de kerkeraad. De financiële zorgen waren verdwenen en de gehele schuld van de kerkbouw was afgelost.
Maar andere kwamen de horizon weer verduisteren, want de 13e april kwam er een schrijven van de Gen. Synode dat
Prof. Schilder geschorst was omdat hij zich niet aan de leerbeslissingen van de Synode wilde onderwerpen. Een hoogst
ernstige zaak. Een man die in de eerste bezettingsjaren de
bazuin aan de mond had gezet en met voorbijzien van zich zelve de gevangenis trotseerde en ons Gereformeerde volk
waarschuwde geen duimbreed toe te geven aan de Gode vijandige machten van het Nationaal socialisme dat was
om tranen te schreien. Het is hier niet de plaats om de motieven die Prof. Schilder hebben bewogen, uiteen te zetten.
Maar als één lid lijdt……
En toen reeds 8 nov. 1944 een ingezonden schrijven ons
berichtte dat dertig predikanten en acht kandidaten zich hadden onttrokken aan onze Geref. kerken met een scheur dwars
door de familie's heen zo groot, dat vele kerken vooral in
het oosten des lands van grote, tot zeer kleine kerken verschrompelden, was er bezorgdheid bij de kerkeraad. Maar
Gade zij dank bleven wij bewaard voor onenigheid en scheuring. Schrijver herinnert zich nog klaar hoe een van de predikanten
de opmerking maakte: „Ik geloof dat wij met de gemeente van harte een zijn, maar indien een van ons zou
trachten de gemeente te scheuren, dan zou de kerkeraad hem unaniem alleen laten staan.” En dit had hij juist gezien. De
kerkeraad stond geheel achter de Gen. Synode. Mede daardoor, maar wellicht nog meer door de gevolgen van
de scheuring van 1926 is onze kerk vrij gebleven van die droeve
scheuring. Hoe node missen wij ze, maar wat het getal betreft
zijn er slechts twee lidmaten die de kerk hebben verlaten, om zich aan te sluiten bij de zich noemende Geref. Kerk Art. 31.