» Boeken
» West-Friesland... het land waar wij wonen
» Pagina 40-41
Binnen de omringdijk heeft de stedelijke ontwikkeling van Enkhuizen en Hoorn het meest te betekenen gehad.
Medemblik dat vóór het jaar 1000
fungeerde als kerkelijk, bestuurlijk en economisch centrum voor de
omgeving, miste letterlijk de boot naar lndië die voor beide andere
steden zoveel voorspoed bracht.
Schagen bleef als agrarisch centrum voor de naaste omgeving van belang
terwijl Alkmaar van oudsher meer invloed had in Kennemerland. De wereld
werd groter, er moesten meer zaken centraal worden geregeld, het landsbestuur
trok steeds meer aangelegenheden tot zich. In dat landsbestuur waren
echter de steden vertegenwoordigd, niet het platteland. De mannen uit de
stad hadden het voor het zeggen gekregen. En wel in hoofdzaak de
kooplieden. Uitvloeisel daarvan: veel 'stadsactiviteiten' werden
gereglementeerd, beschermd en ontwikkeld. De landbouw bleef vrij; vaak
vogelvrij. Aan het lot van de boeren, vooral in slechte tijden, liet
niemand zich iets gelegen liggen.
In het karakter van de stadsbestuurders die deze streek vertegenwoordigden
in 'Den Haag' was echter nog wel iets van een drang naar vrijheid en
onafhankelijkheid aanwezig. Dat bleek bijvoorbeeld toen Willem van
Oranje steun zocht voor zijn strijd tegen Filips II. Hij probeerde de
steden in Holland stuk voor stuk aan zijn kant te krijgen. Dat lukte niet
direct met Amsterdam dat nog zeer lucratieve handelsbetrekkingen met Spanje onderhield.
Ter illustratie: de Spaanse soldaten die Alkmaar belegerden, werden van
Amsterdam uit bevoorraad. De Westfriese steden kozen echter wel de zijde
van de Prins, maar ze bedongen daarbij dat in het vervolg over de Staten
van Holland èn West-Friesland zou worden gesproken als het landsbestuur
bijeen kwam. Men wilde zelfs zover gaan dat onze streek geheel zelfstandig
zou zijn naast de andere gewesten. De afgevaardigden beriepen zich daarbij
op het feit dat Floris V West-Friesland al in 1289 rechtstreeks onder zijn
gezag had geplaatst. Een aardig staaltje hoe na verloop van tijd, nadeel in voordeel omgezet kan worden.
Men stak grote kapitalen in gebouwen en bedrijfsuitrustingen op Jan Mayeneiland en Spitsbergen. Deze investeringen werden in de winter vanwege het barre klimaat verlaten. Bij terugkomst aan het begin van het vangstseizoen waren door de concurrentie vaak gebouwen vernield of uitrustingsstukken gestolen. Reden waarom werd besloten om manschappen te werven die tot overwinteren bereid waren. Outgert Jacobse van Grootebroek wilde met zes andere Strekers tegen goed geld wel een poging wagen. Hun lot was verschrikkelijk, hun dagboek vertelt ervan. In april 1634 bezweken ze. Ze werden 'seer desolaet doot in hun kooyen' aangetroffen door de terugkerende walvisvaarders.
De Westfriese zelfstandigheid leidde ook, en bepaald niet onder applaus van Oranje, tot het instellen van
een eigen Munt. Natuurlijk ontstond
verschil van mening waar het Muntgebouw gevestigd moest worden.
Het touwtrekken resulteerde in het Salomons-oordeel dat de Munt nu eens in
Enkhuizen en dan weer in Hoorn gevestigd zou zijn. Zo te zien is er bij
het E. E.G.-circus, dat tussen Straatsburg en Brussel heen en weer trekt,
weinig nieuws onder de zon. Wel won Hoorn de slag toen de huisvesting van
het gewestelijk bestuur aan bod kwam. Door het feit dat met koning Filips
nog steeds gestreden werd over de geloofsvrijheid en de economische
ontwikkelingsmogelijkheden van de Noordelijke landen, konden bestuurlijke
afsplitsingen ontstaan die zich niet onderwierpen aan het centrale gezag.
De steden Enkhuizen, Hoorn, Medemblik, Alkmaar, Edam, Monnickendam en
Purmerend benoemden afgevaardigden, de Gecommitteerde Raden, die de
belangen van het gewest moesten behartigen. Liefst zo zelfstandig
mogelijk. De vergaderplaats van deze heren was in het gebouw waar thans het Westfries Museum is ondergebracht.
Hier was tot 1795 de politieke macht gevestigd die West-Friesland
representeerde. Zij het dat het niet was volgens het beginsel van de
evenredige vertegenwoordiging. Zo sterk waren de tijden nog niet veranderd.