Kistemaker

Thuis » Boeken » West-Friesland... het land waar wij wonen » Pagina 59-60

3. Wie is de Westfries

Mensen, mensen

Wanneer is iemand een Westfries en waar herkent men hem of haar dan aan. Als het waar is dat de omgeving op een mens van invloed is, wanneer is dat dan merkbaar? Is dat na vijf jaar, tien jaar of na enkele generaties? Kinderen van nieuwkomers kunnen spoedig worden beïnvloed door de omgang met 'Westfriese' kinderen, maar thuis gekomen speelt het contact met de 'import' ouders weer een duchtig woordje mee. Is men een Westfries als men het dialect spreekt?
En zo ja, welk dialect dan: dat van Grootebroek of dat van Warmenhuizen? Is dat dialect veranderd, zoals misschien ook de mensen veranderd zijn? Buitenstaanders vermelden veel dat de Westfriezen een grote vrijheidszin hebben; ze hebben een hekel aan dwang van wie dan ook. Daarmee hangt samen dat het volk hier niet makkelijk is te intimideren. Doctor G. Bouter, oud-rector van het Westfries Lyceum schreef eens over zijn leerlingen: 'Ze zijn wel eens wat onbehouwen, in doorsnee echter eerlijk en voor rede vatbaar. Ze zijn wat nuchter, komen recht voor hun mening uit. Ze zien vaak wellevendheid als bedrog en beleefdheid met een bijbedoeling van strooplikken.' Met nuchterheid hangt gevoel voor betrekkelijkheid nauw samen. Beide eigenschappen vormen de basis voor de droge humor en de met een ernstig gezicht gedebiteerde spot.
Dat de bevolking hier vrijheidslievend was, zou men kunnen afleiden uit de grote hoeveelheid verbodsbepalingen die de - Hollandse - landheer na de onderwerping afkondigde. Opvallend veel verboden hadden betrekking op baldadigheden en vechtpartijen tijdens een kermis. In Schellinkhout golden niet alleen vèrboden maar ook gèboden. En zo kwam, naast de tien reeds bekende, het elfde; 'Dat yemand op kerm'isse gequetst worde of met een can geworpen of een vuystslach gegeven wort of een mes trekt, die sal dat anbrengen'. Juridisch gezien niet bepaald een waterdichte tekst, maar ook in zijn strekking niet zó overtuigend dat van de kermisgasten verwacht mocht worden dat zij na de eerste de beste 'vuystslagh' al naar de schout zouden hollen. Hoorn was iets nauwkeuriger in zijn verbodsbepalingen als het om het dragen van messen ging. Er waren 'voorbeelden' opgehangen aan de kerkdeur en aan het raadhuis. Het was verboden messen te dragen die langer of breder waren dan die voorbeelden. Zouden alle verbodsbepalingen gemaakt zijn naar aanleiding van eerder gepleegde misdaden, dan wel als verwachting van wat mogelijk verkeerd kon worden gedaan, dan geeft dat niet zo'n verheffend beeld van de bevolking. Dan zou met recht gezegd kunnen worden: het goede in de mens is het kwade dat hij nalaat. Hopelijk is dat wel veranderd.

De Westfries en het Westfries

Dat er binnen de karaktertekening van een Westfries nog heel wat schakeringen mogelijk zijn behoeft geen betoog. We kunnen niet spreken van 'de' Westfries, zomin als wij kunnen spreken van 'het' Westfries. Die vraag wordt vaak gesteld: Waar spreken ze nou 'echt' Westfries. Het antwoord van de taalkundigen luidt: Overal en nergens. Er zijn geen geschreven regels waaraan een zinsconstructie of een uitspraak getoetst kan worden. In het Westfries geschreven stukken kunnen door hun ouderdom in taalgebruik van jongere verschillen. Men zou kunnen zeggen dat dat oudere dialect zuiverder is. Maar ook dat is op zijn beurt voortgekomen uit iets nog ouders. Taal leeft. Nieuwe woorden worden opgenomen. Van de hartpatiënt die, volgens het huidig Nederlands, 'aan de monitor ligt', luidt het in West-Friesland 'dat ie an de anjager loit'. En dan kan het nog de Schager 'anjèger' zijn of de Grootebroeker 'anjaoger'. Interessant voor de liefhebbers is het gegeven dat het dialect een aantal uitdrukkingen, gezegden en woorden heeft bewaard die men elders niet of niet meer kent. Maar het is wel duidelijk dat er meer verdwijnt dan dat er bijkomt.
Begrijpelijk is, dat het idee dat men van het Westfries krijgt via een conferencier of humorist meestal dat is van een kluchtige bedoening. Er zijn bovendien, anders dan in het Fries, weinig literaire produkten die zicht op andere facetten kunnen geven. Het gesproken woord uit de normale omgangstaal is de rijkste bron voor de kennis van het dialect. Geleerden als dr. G. Karsten en dr. J. Pannekeet hebben zich intensief met dit dialect bezig gehouden en meerdere publicaties aan dit onderwerp gewijd.
Omtrent 1940 is door de West-Frieze-Styk een poging gedaan om een spelling voor het Westfries vastte stellen, naar analogie van het Fries. Het woordbeeld dat met deze schrijfwijze ontstond, was echter zo afwijkend van het bekende dat de poging faalde.
De eerder genoemde Styk (volgens de oprichter, mr. dr. A. de Goede, een oud woord voor 'vereniging') probeerde in woord en geschrift een Westfries nationalisme op te wekken, vergelijkbaar met dat in Friesland. De historische studies van de Goede werden als zeer waardevol erkent. Zijn proefschrift over het 'Swannots-recht' kan zelfs een standaardwerk worden genoemd. Zijn nationalistische ideeën die een min of meer zelfstandig West-Friesland met een eigen grondwet behelsden, vielen echter door de oorlogstijd en door de Westfriese nuchterheid niet in vruchtbare aarde.
Voorlopig blijven de plaatsnamen hier nog wel van tweetaligheid verschoond en een aanslagbiljet in het dialect gesteld is nog niet te verwachten.

 


© 2001-2025 | Sitemap | Contact

Facebook: Ansichtkaarten van Andijk