» Boeken
» West-Friesland... het land waar wij wonen
» Pagina 101
Voor het verbouwen van bepaalde gewassen biedt West-Friesland van
nature een aantal gunstige voorwaarden. De ligging nabij de zee maakt dat
de invloed van nachtvorst in het voorjaar beperkt is, zodat redelijk vroeg
geoogst kan worden. Het aantal zonne-uren en de hoeveelheid regen
bewerkstelligen dat de vruchtbare bodemprodukten van een goede kwaliteit
kan opleveren, zowel bij grasland als bij bouwland.
Toen de waterstand beheerst kon worden en er afzetmogelijkheden voor de
agrarische produkten kwamen, kon de tuinbouw een belangrijke ontwikkeling doormaken.
Werd in oude beschrijvingen oorspronkelijk alleen maar gerept over
'wortel- en koolwijven' die hun waren op de markt verkochten, later kwamen
daar 'warmoeswijven' bij. Deze vrouwen probeerden andijvie, sla, biet,
spinazie, venkel en prei aan de man te brengen met daarbij kruiden als
bieslook, anijs, kervel en dragon. Uien werden volgens de historicus P.
Noordeloos al in 1400 in de Streek verbouwd en hij vermeldt dat de Hoornse
schippers dit produkt zelfs naar Engeland vervoerden.
Over de binnenwateren trokken de uienvaarders via Kampen en Deventer naar het Rijngebied.
De Grootebroeker erwten genoten al vroeg bekendheid en omstreeks 1600
wordt melding gemaakt van doperwten. Deze fijnere groente kon bepaald nog
niet tot volksgroente worden gerekend; de arme lieden (en dat waren er
nogal wat) die zich aan de kloosterpoorten meldden om een warme hap,
kregen gestampte tuinbonen of linzen voorgeschoteld. Vlees vond men alleen op rijkere tafels.
Bloemkool, een echt Streker produkt, werd in 17e en 18e eeuw populair, wat
later gevolgd door de aardappel.
Het kostte nogal wat moeite om deze laatste, afkomstig uit Zuid-Amerika,
ingang te doen vinden. Het ging gelukkig niet zo krachtdadig als in
Duitsland, waar keizer Frederik Willem I de boeren dreigde hun neus en
oren te zullen afsnijden als zij dit nieuwe gewas niet aanplantten. Maar
toch, de weerstand tegen het produkt dat bij de mens veel winderigheid zou
veroorzaken, was groot. Als argument tegen die winderige aardappel werd
aangevoerd dat zoiets niet hinderde voor de krachtige ingewanden van de
boeren en werklieden. In ieder geval ruimden de pastinaken, ook wel
pinksternakelen genoemd, als volksvoedsel het veld, zodat Vincent van Gogh
honderd jaar geleden ook in onze streek genoeg modellen voor zijn
'Aardappeleters' gevonden zou hebben. De 'piepers met 'n lokkie met doup'
(een schaal aardappelen waarin een kommetje met vet) waren vooral bij de
minder bedeelden de hoofdschotel geworden.
Rapen waren al bij de Germanen bekend, ze werden onder de hete as gaar gemaakt. Volgens oude acten werden ze in de 15e eeuw verbouwd bij Hoogwoud. In de omgeving van Hoorn werden toendertijd vlas, tarwe, erwten, bonen, wortelen en pastinaken (pinksternakelen, zegt de Westfries) verbouwd. 'Upte Rysdam' bij Hoorn en omtrent Grootebroek en Schagen worden boomgaarden vermeld. Appelen, peren, kersen, perziken, duiven, mispels, noten en aalbessen zijn de produkten.