» Boeken » West-Friesland... het land waar wij wonen » Pagina 118-120
Soms worden herinneringen tot nieuw leven gewekt, getuige het optreden
van folkloristische dansgroepen en het dragen van de Westfriese
klederdracht. In snel veranderende tijden als de onze wordt de vluchtige
aandacht van degene die kennis nemen van deze folklore meestal weer
spoedig afgeleid, zodat dit streven tot een toeristische attractie beperkt blijft.
Niet zo vluchtig zijn de symbolen die een vruchtbaar of godvruchtig leven
verbeelden. Levensbomen in bovenlichten boven deuren zijn er nog vele; in
mindere mate de aanduidingen J.H.S. of I.H.S. (Iesos Huios Soter; Jezus,
Zoon, Redder) bij huizen met katholieke bewoners. Toch keek een
gemeenteambtenaar in Grootebroek wel even vreemd op toen een nieuwbakken
Streker hem vroeg waarom de mensen die Individuele Huur Subsidie kregen
dit zo nadrukkelijk op hun huis vermeldden. Als je dat zo hoort, lijkt het
heel zinvol om over de oude gebruiken van West-Friesland te schrijven…
Vooral in Grootebroek en Bovenkarspel zijn nog bovenlichten van voordeuren
te zien die de vroomheid van vroegere (of huidige) bewoners aangeven. Aan de drie letters worden
verschillende betekenissen toegekend.
In ieder geval blijft het nuttig om alle nieuwkomers nog eens nadrukkelijk
te waarschuwen voor de bullebak. Dat ondier huist in alle sloten en als je
dicht bij het water komt, pakt hij je en dan loopt het slecht met je af.
Je kunt misschien wel roepen om een roede om het ondier te verjagen, maar
dan verstaat een Westfries je weer niet, want een roede is en blijft een
oppervlaktemaat en geen bos takken à la Zwarte Piet. En dan te weten dat
er bovendien nog weer verschil is tussen Rijnlandse, Drechterlandse en
Winkeler roeden! Spraakverwarring zal er ook wel heersen als het over
bunders, morgens, snezen en geersen gaat, want dat zijn, net als roeden, weer oude oppervlaktematen.
Bijzondere gebruiken als het dragen van een zwarte rouwband bij een
overlijden, het omdraaien van de spiegel, het stilzetten van de klok, het
ophangen van lakens voor de ramen of het sluiten van de gordijnen in een
sterfhuis zijn langzamerhand uitzonderingen geworden. Het driemaal om de
kerk dragen van een overledene werd in de 16e eeuw al als zijnde van
heidense oorsprong, door de overheid verboden. Een zwart houten kruis op
de stoep of een rouwlint aan de deur heeft nog tot in de vijftiger jaren
van deze eeuw een sterfhuis aangeduid, evenals de gewoonte om de gordijnen
van naastliggende huizen te sluiten als de begrafenis plaatsvond. Van een
volwassen overledene werd de kist door de dragers op de schouders
gedragen; betrof het echter een vrouw die in de kraam was gestorven dan
werd de kist zogenoemd onder de hand gedragen. Katholieke begrafenissen
vonden meestal in de ochtend plaats, terwijl de protestantse plechtigheid
na de middag werd gehouden.
Het gebruik om erepoorten op te richten bij feestelijke gebeurtenissen
wordt steeds minder; de Abraham voor de 50-jarigen blijft echter populair.
De vlag voor een bruidspaar diende volgens een vast datum-schema te worden
uitgestoken, maar dat verschilde nog wel eens van streek tot streek.
Betrekkelijk nieuw in de rij van bijzondere gebeurtenissen is de viering
van het carnaval. Of dit feest hier een eigen vorm zal vinden moet de
toekomst uitwijzen. Een Westfries ‘alaaf’ te horen roepen of een
‘gainprais’ te zien uitreiken doet nog wat onwennig aan.
Een groot aantal herinneringen aan bijzondere gebeurtenissen is weer
levend geworden door het inrichten van musea en door het beter
toegankelijk worden van archieven. Daar is pas echt goed te zien wat er
allemaal veranderd is in West-Friesland, en welke karakteristieke zaken
verloren zijn gegaan of in een gunstig geval, door andere zijn vervangen.
In het voorafgaande is hier en daar aandacht gegeven aan de vrijetijdsbesteding voorzover die tenminste een streekkarakter had. Kaatsen, katknuppelen en koekhakken zijn verdwenen, evenals het typische molenspel en vele kinderspelletjes. Volgens A. van der Stoep is echter het internationaal gespeelde dammen gebaseerd op een van oorsprong Westfriese variant, zodat verwacht mag worden dat deze al 300 jaar oude speeltrant voorlopig nog wel bewaard zal blijven.
Ringsteken met paard en kar houdt stand, al is het veelal een toeristische attractie geworden. Paardendagen
in de meest uitgebreide zin en met een landelijk bekendheid worden in Opmeer georganiseerd. Al meer dan
75 jaar. Een iets kortere historie, maar een geweldige belangstelling heeft de Flora in Bovenkarspel. En
dan niet te vergeten de folkloristische marktdagen die in Hoorn en Schagen tienduizenden bezoekers trekken,
evenals het herleefde ‘spoortje’ tussen Hoorn en Medemblik. Het ligt voor de hand dat een aantal van deze
evenementen het van de buitenpoorters moet hebben en dat de autochtone bewoners te vinden zijn in hun eigen
verenigingen, op of in hun eigen zeilboten, surfplanken, toerfietsen, trimbanen, sportvelden of wat er de
laatste jaren ook maar bijgekomen is in West-Friesland. Omdat hierbij geen sprake is van speciale streekeigen
zaken vallen ze buiten het kader van dit boek.
Maar dat ze met hun beoefenaren ook weer voor een belangrijke verandering in West-Friesland hebben gezorgd,
is wel duidelijk voor ieder die ogen heeft om te zien, oren om te horen, en een hart om te voelen. Want
zelfs degene die onbewust mee verandert met dit land, zijn karakter, zijn taal en zijn gewoonten, ook
die zal moeten zeggen, zoals dit boek is begonnen: Er is geen deel van ons vaderland aan te wijzen dat
in de loop van de laatste 20 eeuwen zo zeer aan gedaanteverwisseling onderhevig is geweest als juist
het Noorderkwartier van Noord-Holland, West-Friesland, het land waar wij wonen.